ECLI:NL:RBNHO:2022:3417

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9628848 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften en de rechtsgeldigheid van opgelegde boetes

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan op 11 maart 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter op een verboden plek binnen de bebouwde kom. De ambtenaar had geconstateerd dat het voertuig, volgens de RDW-gegevens, geparkeerd stond op een locatie waar dit niet was toegestaan en dat de bestuurder niet aanwezig was.

De procedure begon toen de betrokkene tegen de opgelegde boete in beroep ging bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 maart 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie niet had voldaan aan zijn informatieplicht door bepaalde stukken niet te verstrekken, maar de kantonrechter verwierp dit verweer, aangezien de gevraagde informatie openbaar toegankelijk was.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene had geen overtuigende feiten of omstandigheden aangedragen die de verklaring van de ambtenaar in twijfel trokken. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9628848 \ WM VERZ 22-33
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (P.C. van den Aarsen namens Verkeersboete.nl) is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek op vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 m/ hoger dan 2,4 m op een plaats waar dit verboden is.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene voert ten eerste aan dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht door de opgevraagde stukken (het Aanwijsbesluit) niet te verstrekken. Schending van de informatieplicht door de officier van justitie leidt in de regel niet tot vernietiging van de inleidende beschikking. In dit geval is het door gemachtigde gevraagde Aanwijsbesluit gepubliceerd en voor eenieder toegankelijk. Er is dan ook geen sprake van nieuwe informatie waarvan de officier van justitie de verplichting zou hebben gehad om deze aan de gemachtigde te verstrekken. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot de gedraging overweegt de kantonrechter als volgt.
In het zaakoverzicht (onder 39) is het volgende aangegeven: “
Op 6 november 2007 heeft het college de bebouwde kom aangewezen als gebied waar het niet is toegestaan om grote voertuigen te parkeren, met uitzondering van bepaalde gedeelten van industrieterrein De Zandhorst. Op 24 augustus 2010 heeft het college dit aanwijsbesluit opnieuw vastgesteld.
De verklaring van de ambtenaar is opgenomen in het zaakoverzicht. Daaruit blijkt dat de ambtenaar heeft geconstateerd dat het voertuig met een, volgens de RDW gegevens, lengte van 6,2 meter, geparkeerd stond op een plek, waar dit volgens de APV niet mocht en dat de bestuurder niet aanwezig was. Verder blijkt dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: