ECLI:NL:RBNHO:2022:3416

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9628830 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het autorijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het autorijden. De betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 maart 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De verbalisant had verklaard dat hij had waargenomen dat de betrokkene tijdens het rijden een telefoon in zijn rechterhand vasthield. De betrokkene ontkende dit niet tijdens de staandehouding, maar deed dit later, wat volgens de kantonrechter onvoldoende was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging was verricht en dat er geen reden was om de boete te matigen.

De uitspraak van de kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De betrokkene heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de dag van toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9628830 \ WM VERZ 22-32
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (P.C. van den Aarsen namens Verkeersboete.nl) is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek op vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. .
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…)Gedragingsgegevens: Ik, zag dat bestuurder tijdens het rijden een Samsung gsm met de rechterhand vasthield. Ik zag namelijk dat vasthouden mobiele telefoon rechterhand ter hoogte van het stuur. Bij de staandehouding zag ik dat het een Samsung betrof die ik herkende als het apparaat dat dat de bestuurder rijdend heeft vastgehouden. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat betrokkene tijdens het autorijden een telefoon in zijn rechterhand vasthield. Bij staandehouding heeft betrokkene dit ook niet ontkend. De enkele ontkenning nadien is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Voor zover de ambtenaar zijn waarneming niet overeenkomstig de voorschriften van de Instructie heeft omschreven, betekent dit op zichzelf niet dat hij de gedraging, zoals omschreven, niet heeft waargenomen. Deze voorschriften richten zich tot de ambtenaar en de betrokkene kan daaraan geen rechten ontlenen. Aldus kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: