ECLI:NL:RBNHO:2022:3415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9628824 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onnodig geluid veroorzaken met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 11 maart 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De betrokkene had een boete van € 400,00 ontvangen, welke was verlaagd naar € 250,00. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 maart 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig. De kantonrechter overwoog dat de gedraging, het veroorzaken van onnodig geluid, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een aanvullend proces-verbaal op te laten maken, aangezien de verbalisant de gedraging op voldoende afstand had waargenomen. De kantonrechter matigde de boete tot € 250,00 en kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.164,75 aan de betrokkene, omdat deze deels in het gelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 57 RVV 1990 en de voorwaarden waaronder onnodig geluid kan worden vastgesteld. De beslissing van de officier van justitie werd gedeeltelijk vernietigd en de kantonrechter wees de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9628824 \ WM VERZ 22-31
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (P.C. van den Aarsen namens Verkeersboete.nl) is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek op vergoeding van de proceskosten af te wijzen. Met betrekking tot de wijziging van het boetebedrag refereert de vertegenwoordiger van de officier van justitie zich aan het oordeel van de kantonrechter.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken..
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Artikel 57 RVV 1990 is bedoeld om op te kunnen treden juist in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken, zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57 RVV 1990 is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden.
In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik, verbalisant, hoorde dat betrokkene enorm veel en onnodig veel toeren maakte bij het wegrijden. Er waren in de omgeving diverse omstanders die door het harde geluid direct omkeken. De hoeveelheid toeren die gemaakt werden was absoluut niet nodig om normaal op te trekken met het voertuig.(…)”
Ter zitting voert gemachtigde aan dat dat er aanleiding is om een aanvullend proces-verbaal te laten op maken door de verbalisant, nu betrokkene expliciet heeft aangegeven dat de verbalisant niet in de buurt was. Uit de verklaring van de verbalisant dat hij hoorde dat betrokkene enorm veel en onnodig veel toeren maakte bij het wegrijden, volgt dat de wijze waarop de betrokkene reed, onnodig geluid veroorzaakte, zoals hiervoor omschreven. Uit deze verklaring kan worden opgemaakt dat de verbalisant in ieder geval op zodanige afstand was van betrokkene dat hij de gedraging voldoende kon waarnemen. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de verbalisant. Derhalve is genoegzaam komen vast te staan dat de gedraging is verricht. De kantonrechter ziet in het hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, noch in het dossier aanleiding om de sanctie achterwege te laten of te matigen. De boete dus terecht opgelegd.
Met betrekking tot het verzoek om het nieuwe tarief voor deze feitcode te hanteren overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter stelt vast dat de boete voor de gedraging waar het hier om gaat – onnodig geluid veroorzaken – is verlaagd van € 400,00 naar € 250,00. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het beroep op matiging naar het lagere boetebedrag gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter zal de boete daarom matigen. De beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zal worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 250,00, te vermeerderen met de administratiekosten. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene deels gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 250,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: