ECLI:NL:RBNHO:2022:3410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9653460 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in samenhangende verkeersboetes

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 4 maart 2022 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie over de hoogte van de proceskostenvergoeding. Betrokkene, vertegenwoordigd door Appjection BV (M. Lagas), had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 maart 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De officier van justitie handhaafde zijn beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. Het geschil concentreerde zich op de hoogte van de proceskostenvergoeding, die door de officier van justitie was vastgesteld op € 400,50. Betrokkene betwistte deze hoogte en stelde dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken.

De kantonrechter overwoog dat de officier van justitie de zaak als samenhangend had aangemerkt met 15 andere zaken, omdat de werkzaamheden nagenoeg identiek waren. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat er geen sprake was van samenhangende zaken en gaf een toelichting op de aard van de zaken en de door hem verrichte werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat de werkzaamheden van de gemachtigde inderdaad nagenoeg identiek waren en dat de officier van justitie de zaak terecht als samenhangend had aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9653460 \ WM VERZ 22-55
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection BV (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2022 Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Het geschil bij de kantonrechter beperkt zich tot de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 400,50 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak, danwel de proceskosten nog niet zijn overgemaakt, danwel te laag is vastgesteld.
Artikel 3, tweede lid, van het Bpb bepaalt dat “samenhangende zaken zijn: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
De officier van justitie heeft deze zaak als samenhangend aangemerkt in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) met 15 andere zaken, omdat er nagenoeg identieke werkzaamheden zijn verricht. Dat de verweren met betrekking tot de onderliggende (vernietigde) sancties (mogelijk) in die zaken verschillend zijn geweest, maakt dat niet anders, aldus de officier.
De gemachtigde heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat geen sprake is van samenhangende zaken. Daarbij heeft hij een toelichting gegeven op de aard en inhoud van de zaken en de beroepschriften, alsmede op de door hem verrichte werkzaamheden.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3 Bpb doorslaggevend is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Volgens vaste rechtspraak is van nagenoeg identieke werkzaamheden sprake wanneer de behandeling van meer dan één zaak voor de rechtshulpverlener geen reële extra inspanning hoefde te vergen.
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie in totaal 16 zaken als samenhangend heeft aangemerkt, waarvan vier zaken deze betrokkene betreffen. In alle vier zaken van deze betrokkene is een boete opgelegd wegens het negeren van de geslotenverklaring in de binnenstad van Alkmaar. Deze vier boetes zijn allemaal begin maart 2021 opgelegd. In de daartegen gerichte beroepschriften heeft de gemachtigde gebruik gemaakt van standaard tekstblokken en (vrijwel) gelijkluidende beroepsgronden aangevoerd. Op deze beroepschriften is vervolgens gelijktijdig beslist. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de werkzaamheden met betrekking tot het administratief beroep geen reële extra inspanning hebben opgeleverd voor de gemachtigde en dat de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek konden zijn. De officier van justitie heeft de onderhavige zaak dan ook terecht aangemerkt als samenhangend met de andere zaken waarin de beslissing van de officier van justitie is vernietigd. De kantonrechter zal het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie om die reden ongegrond verklaren.
Nu de gemachtigde niet in het gelijk wordt gesteld, zal de kantonrechter het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

De uitspraak

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 8 juni 2021 met betrekking tot de proceskostenvergoeding ongegrond;
 wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: