ECLI:NL:RBNHO:2022:3398

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9629446 \ WM VERZ 22-2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor parkeren zonder geldige parkeerschijf en matiging van de boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een motorvoertuig bij een blauwe streep zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf. De betrokkene had een ontheffing voor het jaar 2020, maar deze was niet vervangen door de ontheffing voor 2021, waardoor de ontheffing op het moment van controle niet geldig was. De officier van justitie verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 15 februari 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de verklaring van de verbalisant. De verbalisant gaf aan dat de betrokkene voldoende tijd had gehad om de ontheffing te vervangen, maar dit niet had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen, gezien het feit dat de betrokkene wel degelijk over een geldige ontheffing beschikte, maar deze niet zichtbaar had geplaatst.

De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd tot € 30,00, met handhaving van de administratiekosten. Tevens werd bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9629446 \ WM VERZ 22-2
CJIB-nummer : 239866212
Uitspraakdatum : 1 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij blauwe streep terwijl niet is voorzien van een duidelijke geplaatste parkeerschijf.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat hij in het bezit was van een vergunning voor heel 2021 en dat deze derhalve geheel en onverminderd van toepassing was. Betrokkene heeft in het beroepschrift tevens vermeld dat de desbetreffende Boa aan betrokkene zou hebben toegezegd dat de opgelegde boete is gebaseerd op een misverstand en dat de boete zou worden gecorrigeerd.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ontheffing aanwezig van 2020. Verder geen geldige ontheffing of schijf aanwezig.“
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“… Het proces-verbaal is geschreven op 3 februari 2021 dat betekend dus dat de betrokkene al een maand de tijd heeft gehad om een nieuwe ontheffing achter de ruit te plaatsen…Dat betrokkene dit niet gedaan heeft is zijn/haar eigen verantwoordelijkheid. Betrokkene geeft aan dat ik, verbalisant, of 1 van mijn collega’s aangegeven heeft dat de betrokkene in bezwaar kan gaan dit geven wij inderdaad vaak aan bij de betrokkene. Echter heb ik, verbalisant, niet gezegd dat ik begrip voor deze situatie heb…”.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat betrokkene de ontheffing van 2020 nog niet had vervangen voor de ontheffing van 2021, zodat er op het moment van de controle een niet geldige ontheffing achter de ruit van het voertuig lag. De boete is daarom terecht opgelegd. Uit de beschikbare stukken in het dossier is niet gebleken van een toezegging van een Boa over het corrigeren van de opgelegde boete.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd echter wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende heeft aangetoond dat hij wel over een geldige ontheffing beschikte, maar had verzuimd deze zichtbaar in het voertuig te plaatsen. De boete zal worden gematigd tot € 30,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 30,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: