ECLI:NL:RBNHO:2022:3397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9377356 \ WM VERZ 21-401
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens rechts inhalen waar dat verboden is

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het rechts inhalen waar dat verboden is. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig.

De kantonrechter overweegt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, het rechts inhalen op een moment dat dit verboden was, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene betwist de gedraging niet, maar stelt dat hij zich niet herkent in de situatie en dat hij in druk verkeer normaal gesproken van alle kanten wordt ingehaald. De kantonrechter wijst erop dat de omstandigheid dat andere voertuigen onterecht op de linkerrijstrook blijven rijden, het rechts inhalen niet rechtvaardigt. Iedere weggebruiker moet zich aan de verkeersregels houden en de kantonrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

Betrokkene heeft ook aangevoerd dat hij tweemaal binnen korte tijd is bekeurd, maar de kantonrechter stelt vast dat het om twee afzonderlijke gedragingen gaat op verschillende tijdstippen en locaties. Daarnaast heeft betrokkene gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden, maar de kantonrechter concludeert dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat de verbalisant niet over een voertuig met een stop- of volgbord beschikte. Betrokkene's financiële omstandigheden werden niet verder onderbouwd, waardoor de kantonrechter geen aanleiding zag om de boete te matigen. Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9377356 \ WM VERZ 21-401
CJIB-nummer : 236985638
Uitspraakdatum : 15 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: rechts inhalen waar dat verboden is.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag het voertuig op rijstrook 1 reed. Ik zag dat het voertuig vervolgens accelereerde en rijstrook twee op reed. Ik zag dat het voertuig bleef accelereren en meerdere voertuigen rechts inhaalde. Ik zag dat na het inhalen eerder genoemd voertuig weer invoerde op rijstrook 1. (…) Reden geen staandehouding: verbalisant had niet de beschikking over een voertuig met een stop of volgbord.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat betrokkene rechts heeft ingehaald waar dat verboden is. Betrokkene betwist de gedraging op zich ook niet, althans onvoldoende, maar stelt ter zitting dat hij zich in het geheel niet herkent in de situatie. Daarnaast doet betrokkene een beroep op de omstandigheden van het geval, waarbij betrokkene stelt dat hij na een inhaalactie op de linkerbaan altijd direct weer terug naar de rechterbaan gaat en hij dan onverhoopt nog iets sneller zou kunnen rijden dan het verkeer dat links rijdt. Hij zou een gevaarlijke situatie veroorzaken als hij op dat moment op zijn rem zou moeten trappen, aldus betrokkene. Betrokkene stelt dat het bij drukte en filerijden op de weg normaal is dat je van alle kanten wordt ingehaald.
De kantonrechter overweegt dat de enkele omstandigheid dat andere voertuigen -onnodig- op de linkerrijstrook blijven rijden, dit het rechts inhalen van die voertuigen nog niet rechtvaardigt. Iedere weggebruiker die zich niet aan de verkeersregels houdt loopt het risico om bekeurd te worden. Het is daarom niet relevant of andere personen al dan niet terecht op de linker baan rijden. Betrokkene had een andere keuze moeten maken. De kantonrechter ziet geen reden tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij tweemaal binnen 2 minuten tijd is bekeurd. Het gaat hier echter om twee afzonderlijke gedragingen op dezelfde weg, maar op verschillende tijdstippen en verschillende locaties (16:00 uur te Middenbeemster ter hoogte van hectometerpaal 18.8 en 16:02 uur te Zuidoostbeemster ter hoogte van hectometerpaal 20.2), waarvoor telkens een boete kan worden opgelegd. Dat er 2 minuten tussen zit maakt de gedraging niet minder sanctiewaardig. Betrokkene heeft voldoende gelegenheid gehad om zijn gedrag aan te passen en niet rechts in te halen waar dat verboden is.
Betrokkene heeft tevens gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de toelichting in het zaakoverzicht niet de beschikking had over een voertuig met een stop- of volgbord. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Ter zitting heeft betrokkene ten slotte een beroep gedaan op zijn financiële omstandigheden. Betrokkene heeft zijn draagkrachtverweer echter niet verder onderbouwd met stukken, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: