ECLI:NL:RBNHO:2022:3386

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
9418298
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor online marketingdiensten met betrekking tot Facebook en Instagram

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Afix B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een internetonderneming drijft onder de naam [bedrijfsnaam 2]. De vordering betreft de betaling van openstaande facturen voor online marketingdiensten die Afix heeft geleverd in de periode van zes maanden, zoals overeengekomen in een contract. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de facturen voor de periode van 16 mei 2021 tot 16 september 2021 moet betalen, omdat er geen fatale termijn voor het online gaan van de campagne was afgesproken en tussentijdse opzegging niet mogelijk was. De kantonrechter heeft de vordering van Afix gedeeltelijk toegewezen, maar ook geoordeeld dat Afix niet voldoende verantwoording heeft afgelegd voor de werkzaamheden in de eerste maand, waardoor Afix een bedrag van € 1.028,50 aan de gedaagde moet terugbetalen.

De zaak begon met een dagvaarding van Afix op 25 augustus 2021, waarna de gedaagde schriftelijk heeft geantwoord en een tegenvordering heeft ingediend. Tijdens de zitting op 29 maart 2022 zijn beide partijen verschenen, en de kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Afix een inspanningsverbintenis had en dat de gedaagde niet kon aantonen dat Afix tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van Afix tot betaling van € 4.114,00 toegewezen, maar de gedaagde heeft ook recht op terugbetaling van € 1.028,50 voor onterecht gefactureerde kosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen, en dat de vorderingen en tegenvorderingen gedeeltelijk zijn toegewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 20 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9418298 \ CV EXPL 21-4388 (IL)
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Afix B.V.
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Afix
gemachtigde: S. Baldinger (gerechtsdeurwaarder)
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n. [bedrijfsnaam 1] , alsmede h.o.d.n. [bedrijfsnaam 2]
domicilie hebbende te [plaats] [provincie]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. V.L. van der Vliet
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de uitvoering van advertising werkzaamheden op Facebook en Instagram door een online marketing bureau (Afix) in opdracht van een zakelijke klant ( [gedaagde] ).
De kantonrechter oordeelt dat de klant het bureau moet betalen voor de werkzaamheden die zijn verricht tijdens de duur van de overeenkomst (zes maanden). Dat is vanaf de aanvangsdatum, omdat er geen (fatale) termijn voor het online gaan van de campagne is overeengekomen, en tot de einddatum, omdat tussentijdse opzegging niet mogelijk is en geen sprake is van een buitengerechtelijke ontbinding. De kantonrechter wijst de door het online marketing bureau gevorderde hoofdsom daarom gedeeltelijk toe. De bijkomende kosten worden afgewezen, omdat de rechter niet volledig en onjuist is voorgelicht.
De kantonrechter oordeelt daarnaast dat het online marketing bureau het werk in de eerste maand onvoldoende heeft verantwoord. Het moet de al betaalde kosten daarom aan de klant terugbetalen. Het online marketing bureau hoeft geen schade wegens onjuistheden in de advertenties aan de klant te vergoeden. Het bureau is niet tekortgeschoten in de nakoming van de inspanningsverbintenis. De kantonrechter wijst de vordering van de klant daarom gedeeltelijk toe.

1.Het procesverloop

1.1.
Afix heeft bij dagvaarding van 25 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 29 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Afix is verschenen bij [xxx] (directeur), vergezeld van [yyy] namens de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Afix schriftelijk gereageerd op de tegenvordering en heeft [gedaagde] een aanvullend stuk (productie 16) toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Afix is een online marketing bureau. [gedaagde] drijft een internetonderneming onder de naam [bedrijfsnaam 2] . De onderneming is gespecialiseerd in de online verkoop van hondenbenodigdheden.
2.2.
Partijen hebben een overeenkomst over het uitvoeren van advertising werkzaamheden op Facebook en Instagram voor [bedrijfsnaam 2] gesloten. De overeenkomst is gebaseerd op de offerte van Afix van 9 maart 2021. De algemene voorwaarden van Afix zijn op de overeenkomst van toepassing.

3.Het geschil

3.1.
Afix vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.799,06, met rente en kosten. Afix legt aan de vordering ten grondslag - samengevat - dat [gedaagde] tekortschiet in zijn betalingsverplichtingen. [gedaagde] heeft ondanks aanmaningen vier facturen van in totaal € 5.142,50 niet betaald. Hij is daarom ook de buitengerechtelijke invorderingskosten (€ 632,13) verschuldigd en de vertragingsrente vanaf de verlopen betalingstermijn (€ 24,43 tot aan de dagvaarding).
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan - samengevat - dat Afix op verschillende punten tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, waardoor hij schade heeft geleden. Hij heeft de overeenkomst daarom ontbonden. Met de betaling van de facturen voor de opstartkosten en de maanden maart en april 2021 heeft [gedaagde] aan zijn betalingsverplichtingen voldaan. Voor de facturen voor de periode na de ontbinding van de overeenkomst ontbreekt een grondslag. [gedaagde] voert ook verweer tegen de buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering - samengevat - terugbetaling van de facturen voor maart en april 2021 (€ 2.057,00), vergoeding van de advertentiekosten van Facebook wegens geleden verlies (€ 1.924,24) en betaling van een schadevergoeding voor gederfde winst (€ 7.364,60).
3.4.
Afix voert verweer tegen de tegenvordering, dat de kantonrechter hierna - voor zover van belang - zal bespreken.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] vier openstaande facturen van Afix moet betalen. Met deze facturen heeft Afix kosten in rekening gebracht voor werkzaamheden in de periode van 16 mei 2021 tot 16 oktober 2021. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] alleen de facturen voor de periode 16 mei 2021 tot 16 september 2021 verschuldigd is en licht dat hierna toe.
Partijen zijn het volgende overeengekomen
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat zij de gefactureerde kosten op zich zijn overeengekomen. Overeengekomen is dat Afix advertising werkzaamheden op Facebook en Instagram voor [bedrijfsnaam 2] zou uitvoeren. Het gaat - op basis van de offerte - om Facebook en Instagram Advertising bestaande uit 16 uur eenmalige opstartkosten van € 1.360,00 en zes maanden campagne, beheer en optimalisatie gedurende 10 uren per maand (€ 850,00 per maand te vermeerderen met 21% btw).
4.3.
Uit de offerte blijkt dat de overeenkomst is aangegaan voor zes maanden en dat deze daarna maandelijks kan worden opgezegd. Partijen moeten de overeenkomst in principe gedurende de overeengekomen duur nakomen. Ter zitting is vastgesteld dat het gaat om zes maanden vanaf omstreeks (9 of) 16 maart 2021 en tot uiterlijk 16 september 2021. Ook is vastgesteld dat Afix ten onrechte de kosten voor de periode van 16 september tot 16 oktober 2021 in rekening heeft gebracht. Deze kosten zijn berekend op de factuur van 16 juli 2021. Het gaat om € 1.028,50 inclusief btw. De kantonrechter zal dit deel van de vordering van Afix dan ook afwijzen.
Op Afix rust een inspanningsverbintenis
4.4.
Uit artikel 3.1 van de algemene voorwaarden volgt dat op Afix een inspanningsverbintenis rust: zij zal zich inspannen de opdracht naar beste kunnen uit te voeren met voldoende zorgvuldigheid en vakmanschap. Het is de kantonrechter niet gebleken dat partijen een bepaald resultaat of een bepaalde garantie zijn overeengekomen. Uit artikel 3.4 van de algemene voorwaarden volgt juist dat Afix geen resultaten of gevolgen garandeert. Voor zover [gedaagde] met zijn verweer dat de advertentiecampagnes geen enkele omzet hebben gegenereerd bedoelt dat Afix is tekortgeschoten in een resultaatsverbintenis, faalt dat verweer.
Partijen zijn geen termijn overeengekomen voor het live gaan van de campagne
4.5.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat hij op basis van de berekende 16 uur opstartkosten verwachtte dat de campagne na twee dagen live zou staan, ook omdat het hemzelf maximaal een uur kost om dat te regelen. [gedaagde] vindt twee maanden te lang. Afix betwist dat. Volgens Afix zijn er geen afspraken gemaakt over de termijn voor het online plaatsen van de advertenties. Afix is begonnen met het opstarten en maken van de advertenties en dat heeft tijd nodig; de advertenties moeten goedgekeurd worden, de website moet geregeld worden en alles moet teruggekoppeld worden. Een paar weken is niet vreemd, het gaat in overleg, aldus Afix.
4.6.
De kantonrechter volgt het standpunt van Afix. Dat er 16 uur is overeengekomen voor opstartkosten betekent niet dat partijen zijn overeengekomen dat de campagne na twee dagen live zou staan of dat ze wilsovereenstemming hebben bereikt over deze termijn als een fatale termijn, in die zin dat Afix na het verstrijken van die termijn automatisch in verzuim is. [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat partijen een dergelijke termijn zijn overeengekomen of hij dat redelijkerwijs mocht begrijpen of verwachten. De kantonrechter neemt daarom aan dat partijen geen (fatale) termijn voor het online gaan van de campagne zijn overeengekomen. Het verweer van [gedaagde] dat de campagne pas rond 10 mei 2021 voor het eerst online was en daarom sprake is van verzuim, faalt.
De overeenkomst is geëindigd per 16 september 2021
4.7.
[gedaagde] betoogt dat hij de overeenkomst op 25 juni 2021 (mondeling) heeft ontbonden wegens een tekortkoming van Afix en de ingeroepen ontbinding heeft bevestigd in zijn e-mail van 2 juli 2021. Volgens [gedaagde] is sprake van een rechtsgeldige ontbinding die door Afix is bevestigd. De kantonrechter kan hem hier niet in volgen op grond van het volgende.
4.8.
Een ontbinding moet plaatsvinden door een schriftelijke verklaring. In de e-mail van 2 juli 2021 valt geen ontbindingsverklaring te lezen. [gedaagde] schrijft dat hij op 25 juni 2021 heeft aangegeven dat hij de samenwerking graag per direct beëindigt omdat er meerdere fouten zijn gemaakt en dat het hem verstandig lijkt om de in de e-mail genoemde zaken te bespreken en: “
Zo niet dan zie ik graag een andere optie tegemoet”. Uit de reactie van Afix van 5 juli 2021 valt ook niet af te leiden dat zij de verklaring van [gedaagde] als een ontbindingsverklaring heeft opgevat. In die e-mail wijst Afix [gedaagde] erop dat ze een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen en tussentijdse beëindiging niet mogelijk is. In de e-mail doet Afix [gedaagde] vervolgens een voorstel. Als hij per direct wil opzeggen, kan hij de resterende periode afkopen. Op 6 juli 2021 schrijft [gedaagde] vervolgens aan Afix dat hij haar niet zal betalen voor diensten die hij niet heeft ontvangen en omdat hij schade heeft geleden. Hij stelt voor het boek te sluiten met gesloten beurzen. Hieruit blijkt hooguit dat Afix de verklaring van [gedaagde] heeft opgevat als een opzegging. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter terecht.
4.9.
Hiervoor is al geoordeeld dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan. Tussentijdse opzegging is niet mogelijk. Afix stelt dan ook terecht dat [gedaagde] gebonden is aan de overeengekomen duur en de overeenkomst pas tegen het einde van die termijn kan beëindigen. Niet in geschil is dat de overeenkomst na het verstrijken van de overeengekomen zes maanden op 16 september 2021 is geëindigd.
Conclusie
4.10.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] de vier resterende facturen moet betalen. [gedaagde] voert het verweer dat Afix tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en hij daardoor schade heeft geleden. Maar [gedaagde] doet geen beroep op verrekening van de vordering met zijn tegenvordering. Omdat een eventuele tekortkoming van Afix de betalingsverplichting van [gedaagde] niet doet vervallen, kan het verweer van [gedaagde] hem in de zaak van de vordering niet baten.
4.11.
De kantonrechter zal de vordering van Afix daarom toewijzen tot € 4.114,00 inclusief btw. De gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag kan - als niet weersproken - worden toegewezen vanaf de datum van verzuim, zijnde de dag na het verstrijken van de betalingstermijn van 14 dagen. De wettelijke handelsrente over de verschillende factuurbedragen zal daarom worden toegewezen als volgt.
Geen bijkomende kosten wegens schending substantiëringsplicht
4.12.
Afix vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke invorderingskosten. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen, omdat Afix de substantiëringsplicht niet heeft nageleefd. Een partij is verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. [1] Afix stelt in de dagvaarding dat sprake is van een onbetwiste vordering. Uit de door [gedaagde] ingediende e-mails van 2 en 6 juli 2021 blijkt echter dat hij de vordering van Afix al voor de dagvaarding heeft betwist. Het had op de weg van Afix gelegen om deze betwisting op z’n minst in de dagvaarding te noemen en bespreken. [2] Afix heeft dat nagelaten en daardoor de procesvoering voor [gedaagde] moelijker gemaakt. De kantonrechter verbindt daar het gevolg aan dat de buitengerechtelijke incassokosten voor eigen rekening komen, omdat dat in dit geval redelijk en geraden voorkomt.
de tegenvordering
4.13.
Deze zaak gaat om de vraag of Afix haar werkzaamheden voldoende heeft verantwoord en of zij tekortgeschoten is in de nakoming van verplichtingen uit de overeenkomst.
Afix heeft haar werk in de periode van 16 maart tot 16 april 2021 onvoldoende verantwoord
4.14.
[gedaagde] stelt dat Afix tot het online plaatsen van de advertentiecampagne op 10 mei 2021 geen beheer- of optimalisatiewerkzaamheden heeft kunnen uitvoeren en heeft uitgevoegd, zodat zij deze werkzaamheden ten onrechte heeft gedeclareerd op de facturen voor de periode van 16 maart tot 16 mei 2021. Hij vordert deze kosten als onverschuldigd betaald terug. Afix voert hier geen verweer tegen in de conclusie van antwoord in reconventie.
4.15.
Ter zitting heeft Afix toegelicht dat de opstartkosten (16 uur) zien op het opstarten en instellen van het advertentieaccount. Daarna vangen de werkzaamheden bestaande uit het beheren en optimaliseren van de campagne aan. Die werkzaamheden bestaan kort gezegd uit het bekijken van de data, bijsturen en aanpassen. Volgens Afix kunnen de advertenties live gaan, nadat de opstartkosten zijn gemaakt en gaan de overeengekomen zes maanden daarna lopen. Eenmalig is men meer kwijt aan het opzetten van de advertenties, daarna kan men live, dan gaat het lopen en dat is dan ook de ingangsdatum van de zes maanden, aldus Afix ter zitting. Hiermee heeft Afix het standpunt van [gedaagde] onvoldoende weersproken en de gefactureerde werkzaamheden en uren tot 10 mei 2021 onvoldoende verantwoord. Afix lijkt er zelf ook van uit te gaan dat de beheer- en optimalisatiewerkzaamheden pas verricht (kunnen) worden als de advertenties online staan. Dat klinkt ook logisch; daarna valt er immers pas iets te beheren en bij te stellen, zoals [gedaagde] ook stelt. Dat Afix niet meer weet wanneer de advertenties live gegaan zijn, komt voor haar rekening. Als opdrachtnemer is Afix verplicht zich te verantwoorden van de wijze waarop zij de opdracht heeft uitgevoerd. [3] Dat heeft zij - ondanks de betwisting van de werkzaamheden door [gedaagde] - niet voldoende gedaan voor de periode tot 10 mei 2021. Het aanbod van Afix ter zitting om de e-mailwisseling, rapportages en urenregistraties alsnog te tonen, komt te laat.
4.16.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat dit ook geldt voor de laatste vier werkdagen van mei (10 mei tot 16 mei 2021), omdat onvoldoende is gebleken dat Afix in die periode niet 10 uren aan beheer- en/of optimalisatiewerkzaamheden heeft besteed. Uit de eigen stellingen van [gedaagde] volgt dat Afix in die periode wel degelijk werkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] heeft onvoldoende concreet gemaakt dat Afix daarvoor ten onrechte 10 uren heeft gefactureerd.
4.17.
Dit betekent dat [gedaagde] de kosten voor beheer en optimalisatie in de periode 16 maart tot 16 april 2021 van € 1.028,50 onverschuldigd aan Afix heeft betaald. De kantonrechter zal zijn vordering daarom toewijzen tot dat bedrag.
Afix hoeft geen schadevergoeding wegens onjuistheden in de advertenties te betalen
4.18.
[gedaagde] beroept zich op een aantal fouten in de uitvoering van de opdracht [4] en stelt dat Afix in die zin tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Ter zitting is gebleken dat het gaat om onjuistheden of slordigheden in de opstartfase, die na een eerste melding door Afix zijn opgelost. Het is de kantonrechter niet gebleken dat Afix op dit punt in verzuim is gekomen en dat Afix door (alleen) deze fouten schade heeft geleden. [gedaagde] heeft daarvoor onvoldoende gesteld. Voor schadevergoeding is daarom geen plaats.
Afix is niet tekortgeschoten in de nakoming van haar inspanningsverbintenis
4.19.
[gedaagde] stelt dat Afix is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [gedaagde] bleek begin juni 2021 dat de resultaten en bezoekersaantallen achterbleven. Hij vordert de advertentiekosten van Facebook als geleden verlies en een vergoeding van gederfde winst, omdat Afix met de advertentiecampagnes geen enkele omzet heeft gegenereerd.
4.20.
De kantonrechter stelt voorop, zoals hiervoor al is overwogen, dat de verplichting van Afix om de advertentiecampagne op te zetten en bij te houden, een inspanningsverplichting inhoudt en niet een resultaatsverplichting. In dit verband is van belang dat Afix normaal gesproken een termijn van 12 maanden voor een campagne hanteert, omdat die termijn eigenlijk altijd nodig blijkt te zijn, maar in dit geval op verzoek van [gedaagde] een kortere termijn van zes maanden is overeengekomen. Dit betekent dat, ook al zou de campagne - na relatief korte tijd - niet het beoogde resultaat voor [gedaagde] hebben gehad, niet zonder meer sprake is van een tekortkoming van Afix. Daarvoor moet worden vastgesteld dat Afix niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Of dat zo is, is afhankelijk van de omstandigheden.
4.21.
[gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat de resultaten achterbleven vergeleken met de cijfers van de door hemzelf opgezette, vergelijkbare campagnes en dat daaruit blijkt dat Afix zich onvoldoende heeft ingespannen. Volgens [gedaagde] heeft hij aangetoond dat hij bij vergelijkbare campagnes in eigen beheer al na een dag resultaat heeft geboekt en hoeft hij niet te verwachten dat de door Afix verzorgde campagne pas na zes maanden resultaat zou boeken. De kantonrechter volgt hem niet in dit standpunt. Afix heeft ter zitting toegelicht dat haar werkzaamheden zien op honderden combinaties of advertenties en dat de resultaten ook afhangen van externe factoren waarop zij geen invloed heeft, zoals levertijden en prijzen. [gedaagde] heeft hiertegenover onvoldoende concreet gemaakt welke (extra of andere) inspanningen van Afix mochten worden verwacht en in hoeverre zij niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het verzorgen van de campagne. De hiervoor besproken onjuistheden of slordigheden in de opstartfase die op zichzelf geen tekortkoming opleveren, zijn onvoldoende om aan te nemen dat Afix is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Het gaat namelijk om een klein aantal fouten in twee advertenties terwijl de campagne uit veel meer advertenties bestaat. Het is de kantonrechter ook overigens niet gebleken dat Afix haar zorgplicht of inspanningsverbintenis onvoldoende is nagekomen. De vordering van [gedaagde] tot vergoeding van schade zal dan ook worden afgewezen.
Conclusie
4.22.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [gedaagde] zal toewijzen tot € 1.028,50.
de vordering en de tegenvordering
4.23.
Omdat partijen in beide zaken over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Afix van € 4.114,00 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.028,50 vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag van de gehele betaling, over € 1.028,50 vanaf 16 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling, over € 1.028,50 vanaf 23 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling en over € 1.028,50 vanaf 31 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
de tegenvordering
5.5.
veroordeelt Afix tot betaling aan [gedaagde] van € 1.028,50 inclusief btw;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 111 lid 3 Rv
3.Artikel 7:403 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.Zie conclusie van antwoord , randnummer 48 en paragraaf 2