ECLI:NL:RBNHO:2022:3371

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
C/15/326404 / HA RK 22-59
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter en griffier in faillissementszaak

Op 14 april 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een faillissementszaak, ingediend door verzoeker, wonende te Bovenkarspel. Het verzoek was gericht tegen de rechter W.S.J. Thijs en de griffier mr. Backx. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze in eerdere vergelijkbare zaken steeds afwijzend had beslist. Hij voegde negentien wrakingsgronden toe aan zijn verzoek en vroeg de wrakingskamer om geen vragen te stellen, maar direct te beslissen op basis van de ingediende gronden.

De wrakingskamer heeft het verzoek van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank, omdat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen individuele rechters die de hoofdzaak behandelen. Ook het verzoek tot wraking van de griffier werd afgewezen, omdat niet is gebleken dat de griffier taken heeft verricht die gelijkgesteld kunnen worden aan die van een rechter. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de bezwaren van verzoeker vooral betrekking hadden op eerdere beslissingen in de hoofdzaak, die niet relevant zijn voor de wraking.

De beslissing van de wrakingskamer was als volgt: de familie [naam 2] en de besturen van de verenigingen van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] werden niet-ontvankelijk verklaard, evenals verzoeker in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank. Het verzoek tot wraking van de griffier en de rechter werd afgewezen. De griffier werd opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter en de griffier in de hoofdzaak, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/326404 / HA RK 22-59
Beslissing van 14 april 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te Bovenkarspel,
mede namens
[naam 1],
verzoeker,
niet verschenen.
Het verzoek is gericht tegen:
W. S. J. THIJS,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 22 maart 2022 te 8:50 uur schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie aanhangige zaak met als zaaknummer 325310 FT RK 22.191 (faillissementsnummer C/15/16/343F), hierna te noemen: de hoofdzaak.
Hij heeft in het verzoekschrift nadrukkelijk vermeld dat hij aan het wrakingsverzoek niets heeft toe te voegen en de wrakingskamer nadrukkelijk verzocht hem geen vragen te stellen maar een beslissing te nemen op de feitelijke inhoud van het wrakingsverzoek.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 24 maart 2022 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Verzoeker heeft bij e-mail van 2 april 2022 nog een reactie gegeven op wat de rechter heeft aangevoerd.
1.4.
De wrakingskamer heeft gelet op de mededeling van verzoeker in het verzoekschrift en de schriftelijke reactie van de rechter besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker heeft verklaard dat hij de rechtbank Noord-Holland wraakt en dat hij daarnaast de rechter en de griffier van de hoofdzaak wraakt. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij de rechter wraakt voorafgaande aan de behandeling ter zitting op 22 maart 2022 te 11.30 uur omdat de rechter als voorzitter van de insolventiekamer steeds in vergelijkbare zittingen en uitspraken waarbij verzoeker betrokken was, afwijzend heeft beslist waardoor het voor verzoeker ook bij deze zitting gegarandeerd weer verkeerd zal aflopen. Hij heeft verklaard dat hij daarom besloten heeft de zitting met een voorafgaande wraking te blokkeren. Ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft hij negentien wrakingsgronden aangevoerd.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft op de wrakingsgronden gereageerd.

4.De beoordeling

Algemeen

4.1.
Verzoeker heeft het wrakingsverzoek mede ingesteld namens de familie [naam 2] en de besturen van de vereniging van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] .
Uit de uitnodigingsbrief voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak blijkt dat
[naam 1] mede namens [verzoeker] in verzet is gekomen tegen de uitdelingslijst. Hieruit valt af te leiden dat zowel [naam 1] als [verzoeker] als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de hoofdzaak en in die hoedanigheid in het wrakingsverzoek kunnen worden ontvangen. Nu niet is gesteld of gebleken dat het verzet tegen de uitdelingslijst mede namens de erven [naam 5] en de besturen van de verenigingen van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] is ingesteld kan het wrakingsverzoek niet mede namens hen worden ingesteld. De familie [naam 2] en de besturen van de verenigingen van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] zullen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de wraking van de gehele rechtbank
4.2.
Voor zover het verzoek tot wraking gericht is tegen de gehele rechtbank Noord-Holland en daarmee tot anderen dan de rechter, overweegt de wrakingskamer het volgende.
4.3.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de (hoofd)zaak behandelt. Een wrakingsverzoek kan alleen betrekking hebben op de rechter(s) die de (hoofd)zaak behandelt (behandelen). De hoofdzaak wordt in dit geval behandeld door de rechter. Het wrakingsverzoek, voor zover het is gericht tegen alle andere leden van de rechtbank, is dus geen wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in dit deel van zijn verzoek. Dit betekent dat ook de rechters van deze wrakingskamer als leden van de rechtbank Noord-Holland door dit deel van het wrakingsverzoek niet worden geraakt.
Ten aanzien van de griffier
4.4.
Ten aanzien van het wrakingsverzoek tegen de de griffier van de hoofdzaak,
mr. Backx, wordt het volgende overwogen.
Verzoeker heeft gesteld dat uit de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (hierna: de leidraad) volgt dat het voornamelijk gaat om toetsing van de (on)partijdigheid van de rechter, maar dat de reikwijdte verder kan strekken en ook gerechtsambtenaren kan raken. Hij heeft aangevoerd dat daarbij in de leidraad wordt verwezen naar uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de Mens, waaruit blijkt dat het ook mogelijk is om een gerechtsambtenaar zoals een griffier te wraken.
4.5.
Uit de daarbij in de leidraad aangehaalde uitspraak van het EHRM van 21 juni 2011, Belizzi v. Malta, No. 46575/09 volgt dat het bij de vraag of een gerechtsambtenaar kan worden gewraakt, afhangt van de concreet door hem verrichte taken. Het moet daarbij gaan om taken en bevoegdheden die van groot belang voor de zaak kunnen zijn, die feitelijk gelijk kunnen worden gesteld met de taken van een rechter. Gesteld noch gebleken is dat de griffier dusdanige taken heeft uitgevoerd in de hoofdzaak. De wrakingskamer zal dit verzoek afwijzen.
Ten aanzien van de rechter
4.6.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Als uitgangspunt voor de beoordeling van het wrakingsverzoek geldt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
4.7.
De wrakingskamer stelt voorop dat haar niet is gebleken van aanwijzingen dat de rechter (subsjectief) partijdig zou zijn in het nadeel van verzoeker.
Uit de in het verzoekschrift voor de wraking aangevoerde gronden blijkt dat verzoeker het vooral niet eens is met eerder door de rechter als voorzitter van de faillisementskamer genomen beslissingen in het faillissement van [naam 6] en in daarmee samenhangende faillissementen. De wrakingskamer kan niet oordelen over de juistheid van die beslissingen. Wraking is geen (verkapt) rechtsmiddel.
4.8.
Verder voert verzoeker in het wrakingsverzoek bezwaren aan die betrekking hebben op de hoofdzaak. Over deze bezwaren kan de wrakingskamer evenmin een oordeel geven. Deze bezwaren dienen in de hoofdzaak aan de orde te komen.
4.9.
Om die reden wordt geoordeeld dat niet is gebleken dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. De enkele omstandigheid dat de rechter in eerdere gevallen verzoeker in het ongelijk heeft gesteld, maakt dit oordeel niet anders. De subjectieve beleving van verzoeker is bij die beoordeling wel van belang maar niet doorslaggevend.
4.10.
Ten aanzien van de vraag of de vrees van verzoeker, dat de rechter ten opzichte van hem vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is, wordt het volgende overwogen. Verzoeker heeft geen gronden aangevoerd die objectief gezien leiden tot het oordeel dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.11.
Zoals hiervoor al is overwogen zien de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden met name op eerdere, hem niet welgevallige, beslissingen en op bezwaren die in de hoofdzaak aan de orde moeten komen.
4.12.
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen dus geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank
5.1.
verklaart de familie [naam 2] en de besturen van de verenigingen van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] niet-ontvankelijk;
5.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Noord-Holland;
5.3.
wijst het verzoek tot wraking van de griffier af;
5.4.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
5.5.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter en de griffier in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.6.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. C.S. Schoorl en mr. B.M.A. Bataille, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
C. Vis-van Zanden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.