Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam 1],
Rechtbank Noord-Holland
Op 14 april 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een faillissementszaak, ingediend door verzoeker, wonende te Bovenkarspel. Het verzoek was gericht tegen de rechter W.S.J. Thijs en de griffier mr. Backx. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze in eerdere vergelijkbare zaken steeds afwijzend had beslist. Hij voegde negentien wrakingsgronden toe aan zijn verzoek en vroeg de wrakingskamer om geen vragen te stellen, maar direct te beslissen op basis van de ingediende gronden.
De wrakingskamer heeft het verzoek van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank, omdat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen individuele rechters die de hoofdzaak behandelen. Ook het verzoek tot wraking van de griffier werd afgewezen, omdat niet is gebleken dat de griffier taken heeft verricht die gelijkgesteld kunnen worden aan die van een rechter. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de bezwaren van verzoeker vooral betrekking hadden op eerdere beslissingen in de hoofdzaak, die niet relevant zijn voor de wraking.
De beslissing van de wrakingskamer was als volgt: de familie [naam 2] en de besturen van de verenigingen van gedupeerde schuldeisers [naam 3] en [naam 4] werden niet-ontvankelijk verklaard, evenals verzoeker in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank. Het verzoek tot wraking van de griffier en de rechter werd afgewezen. De griffier werd opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter en de griffier in de hoofdzaak, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.