ECLI:NL:RBNHO:2022:3333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/15/326211 / JU RK 22-438 (ondertoezichtstelling) C/15326209 / JU RK 22-437 (schriftelijke aanwijzing)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige en de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die eerder ernstig waren, in de afgelopen periode zijn afgenomen. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, maar de kinderrechter oordeelde dat de ontwikkelingsbedreigingen zijn verbleekt en dat de zorgen van de vader niet geobjectiveerd konden worden. De vader had zorgen geuit over de thuissituatie bij de moeder, maar deze zorgen werden niet ondersteund door de betrokken hulpverlening. De kinderrechter concludeerde dat de huidige ondertoezichtstelling nog loopt tot 3 juni 2022 en dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de zorg voor de minderjarige in het vrijwillig kader. De kinderrechter wees zowel het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling als het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/326211 / JU RK 22-438 (ondertoezichtstelling)
C/15326209 / JU RK 22-437 (schriftelijke aanwijzing)
Datum uitspraak: 5 april 2022
Beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J. Brouwer, kantoorhoudende te Heerhugowaard.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- het verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing, met bijlagen, van de
GI van 3 maart 2022, ingekomen op 15 maart 2022;
- het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met bijlagen, van de GI van 14 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 15 maart 2022;
- een aanvullende bijlage van de GI, ingekomen op 31 maart 2022, inhoudende de schriftelijke aanwijzing van 15 februari 2022.
1.2.
Op 5 april 2022 heeft de kinderrechter beide zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. J. Brouwer,
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De moeder is volgens de regels opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 4 juni 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 4 juni 2022.
2.4.
De GI heeft de vader op 27 januari 2022 een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing gestuurd. Vervolgens is de schriftelijke aanwijzing op 15 februari 2022 gegeven.

3.De verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd.
Sinds 28 oktober 2021 heeft de GI geen contact meer gehad met de vader. Hierdoor is het onmogelijk om met de vader te werken aan de geconstateerde ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] . Beide ouders geven aan dat de situatie tussen hen goed is zoals het is, maar zij geven wisselende signalen af over hun onderlinge contact. Verder heeft de vader aangegeven het niet eens te zijn met de huidige zorgregeling en dat hij terug wil naar de situatie van vóór de ondertoezichtstelling, toen [de minderjarige] nog bij hem woonde. Gelet op het ontbreken van contact met de vader, kan de GI deze wens niet verder onderzoeken. De moeder geeft hierover aan dat de ouders per vakantie afspraken maken over de zorgregeling en dat er van haar niets hoeft te veranderen.
Positief is dat er het afgelopen jaar hulpverlening is gestart voor de moeder. Nicare biedt de moeder opvoedondersteuning waarbij [de minderjarige] wisselend wordt betrokken. Gezien wordt dat de moeder openstaat voor de contacten, dat het vertrouwen groeit en dat de moeder en [de minderjarige] prettig op elkaar zijn afgestemd. Er wordt niet direct strijd gezien tussen de ouders en Nicare heeft geen zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Nicare adviseert om in de thuissituatie bij de vader een andere hulpverlener in te zetten dan bij de moeder.
[de minderjarige] zelf geeft aan dat het goed met haar gaat. Ze heeft het fijn bij haar moeder en zegt tegen de GI dat zij de zorgregeling die er nu is met haar vader en zus goed vindt. [de minderjarige] geeft aan geen behoefte te hebben aan uitbreiding van de regeling.
Gezien de prille ontwikkelingen bij de moeder en omdat het contact met Nicare vooral is gericht op het opbouwen van een vertrouwensband, acht de GI het noodzakelijk dit traject langer voort te zetten. Zo krijgt [de minderjarige] ook de ruimte om haar verhaal te doen en haar wensen te delen. De GI verzoekt een verlening van 6 maanden om de huidige inzet van hulpverlening te monitoren en samen met het gezin een borgingsplan op te stellen voor de overdracht naar de gemeente.
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
3.3.
De GI heeft de vader op 15 februari 2022 de volgende schriftelijke aanwijzing gegeven:
De vader dient mee te werken aan de ondertoezichtstelling en de daaruit voortkomende doelen. Dit houdt in dat de GI verwacht dat:
1 de vader contact onderhoudt met de GI;
1a de vader reageert op mails, post, telefoon en whatsapp berichten;
1b de vader afspraken na dient te komen;
1c de GI verwacht dat de vader op 14 maart aanwezig is voor de eerstvolgende afspraak bij
de vader thuis en dat hij de GI toelaat in de woning
Nieuwe datums: maandag 21 maart om 13.00 uur op het kantoor van de GI, [adres] , maandag 4 april om 10.00 uur op het kantoor te Alkmaar;
2 de vader de ingezette hulpverlening accepteert;
2a de vader de ingezette hulpverlening toe laat in de woning;
2b de vader reageert op mails, post, telefoon en whatsappberichten van de hulpverlening.
2c de vader de gemaakte afspraken nakomt;
de GI vindt het noodzakelijk dat de vader hulpverlening toelaat in de woning en gesprekken aangaat over de opvoeding van [de minderjarige] en de communicatie tussen de ouders;
2d de vader zet zich in om de situatie voor [de minderjarige] te verbeteren.
3.4.
De GI heeft aangegeven dat de vader de schriftelijke aanwijzing niet heeft opgevolgd. Hij heeft niet gereageerd op de aanwijzingen van de GI en is al geruime tijd niet bereikbaar voor de GI. De GI is van mening dat de vader door zijn houding de uitvoering van de ondertoezichtstelling feitelijk onmogelijk maakt. Gelet op het voorgaande heeft de GI verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 15 februari 2022 te bekrachtigen.
3.5.
Ter zitting heeft de GI hieraan het volgende toegevoegd. Ondanks de pogingen daartoe blijft het onmogelijk om contact te krijgen met de vader. De GI heeft vernomen dat de vader wel in contact staat met Nicare en hoopt dat dit gecontinueerd wordt. Over de moeder en de relatie met [de minderjarige] heeft de GI geen actuele zorgen meer. Er is zicht in de thuissituatie door de betrokkenheid van Nicare en ook vanuit de school van [de minderjarige] zijn er geen zorgen. Gelet op deze ontwikkelingen en in het bijzonder de aversie van de vader tegen de GI, vraagt de GI zich af wat de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling zal zijn. Toch verzoekt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling van zes maanden, omdat zij hoopt dat zij middels de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing weer in contact komt met de vader. Vanuit een situatie van onderling contact kan er vervolgens worden overgedragen naar het vrijwillig kader. In reactie op de vader heeft de GI tot slot
aangegeven dat zij bij navraag heeft vernomen dat [de minderjarige] naar de tandarts is gegaan voor haar kies.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij zorgen heeft over de thuissituatie bij de moeder. Zo heeft [de minderjarige] jaren lang een rotte kies gehad waar niets aan werd gedaan, is de moeder alcoholist, heeft [de minderjarige] onverklaarbare blauwe plekken en schurft in haar gezicht gehad, zijn er zorgen vanuit school en heeft de oma (mz) [de minderjarige] voor de grap van de trap geduwd. De vader neemt de moeder niets kwalijk, maar verwijt de GI dat zij niet adequaat heeft ingegrepen. Ook vindt de vader de hulp vanuit Nicare tekortschieten. Een collega van de bij de moeder betrokken hulpverlener is bevriend met de moeder, waardoor sprake is van belangenverstrengeling. De GI erkent de zorgen onvoldoende en heeft vier jaar lang niets gedaan tijdens de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing heeft de vader aangegeven dat het niet klopt dat hij niet meewerkt met de GI. De vader heeft zijn huis opengesteld voor de GI, zodat de thuissituatie onderzocht kon worden en er hulp zou komen voor [de minderjarige] . De GI kwam vervolgens niet of nauwelijks bij de vader thuis langs, en liet [de minderjarige] jarenlang met een rotte tand doorlopen. De vader heeft geen brieven of Whatsapp berichten van de GI ontvangen. Hij heeft wel mails ontvangen van de GI en hij heeft daarop gereageerd. De vader heeft slechts één afspraak in januari 2022 afgezegd, kort nadat [de minderjarige] ’s kies er vanzelf was uitgerot. De vader was dermate gefrustreerd over het uitblijven van adequaat ingrijpen door de GI, dat het hem geen goed idee leek om onder die omstandigheden een afspraak te hebben. De vader heeft geen vertrouwen meer in de GI en ziet geen samenwerkingsmogelijkheden voor de toekomst. In het verleden heeft de vader te maken gehad met de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam en daar heeft hij ook geen vertrouwen meer in. In alle jaren ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en van haar zusje, was er slechts één hulpverlener die het beste voor had met [de minderjarige] . De rest van de betrokken hulpverleners hebben onvoldoende tot niets gedaan en spreken niet de waarheid.
4.2.
Namens de vader heeft mr. Brouwer hieraan toegevoegd dat de vader zorgen ziet, maar dat er door de GI niet wordt ingegrepen. Een ondertoezichtstelling heeft onder deze omstandigheden geen toegevoegde waarde. Primair verzoekt mr. Brouwer daarom om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. In het geval dat de ondertoezichtstelling wel wordt verlengd, acht mr. Brouwer het van belang dat er in de beschikking wordt opgenomen dat het noodzakelijk is dat er een andere GI wordt aangesteld.
4.3.
De moeder is niet ter zitting verschenen om haar standpunt kenbaar te maken. Uit het verzoekschrift van de GI blijkt dat de moeder een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig vindt.

5.De beoordeling

afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 1:255 BW, kan de kinderrechter – samengevat en voor zover relevant – een ondertoezichtstelling verlengen indien sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de zorg die in het verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is onvoldoende wordt geaccepteerd en de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen.
5.2.
Uit de beschikking van 25 mei 2021, waarbij de ondertoezichtstelling laatstelijk is verlengd blijkt dat [de minderjarige] destijds ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd. Zo waren er zorgen over de thuissituatie bij de moeder terwijl er geen hulpverlening binnen kwam, leek [de minderjarige] verstoken te zijn geweest van medische zorg, waren er zorgen over een loyaliteitsconflict van [de minderjarige] en was er geen constructieve samenwerking tussen de ouders, zich onder meer uitend in het uitblijven van vaste afspraken over de omgang.
5.3.
Ter zitting is gebleken dat er het nodige is veranderd, maar dat de GI en de vader verschillend aankijken tegen de huidige stand van zaken. De vader heeft aangegeven dat hij nog steeds zorgen heeft over [de minderjarige] en de thuissituatie bij de moeder. De GI heeft verklaard dat zij geen zorgen meer heeft over de moeder en dat de huidige zorgen voornamelijk gelegen zijn in de samenwerkingsrelatie tussen de GI en de vader. Gelet op de weerstand van de vader tegenover de GI, heeft de GI zich daarbij afgevraagd of een ondertoezichtstelling nog wel toegevoegde waarde heeft. De vader heeft erkend dat de samenwerking niet goed verloopt en heeft bij monde van zijn advocaat verzocht om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
5.4.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de kinderrechter het volgende vast. De moeder accepteert inmiddels hulpverlening van Nicare, waardoor er structureel en frequent zicht is op de thuissituatie bij de moeder. Vanuit Nicare wordt gezien dat de moeder openstaat voor de contacten, dat het vertrouwen groeit en dat de moeder en [de minderjarige] prettig op elkaar zijn afgestemd. Er zijn geen zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De school van [de minderjarige] heeft aangegeven geen zorgen meer te hebben. Uit de overgelegde rapportage blijkt verder dat er geen signalen meer zijn van een loyaliteitsconflict bij [de minderjarige] . Er zijn geen Veilig Thuis meldingen geweest of zorgen vanuit andere professionals, zoals de huisarts of de politie, over de thuissituatie bij ieder van de ouders. Verder is gebleken dat er een goed lopende zorgregeling is, waarbij [de minderjarige] drie weekenden en één woensdag per maand bij de vader verblijft en dan ook haar zusje ziet. De ouders zijn in staat dit samen te regelen. Tot slot heeft Nicare voorzichtig contact met de vader en zijn geen zorgen teruggekoppeld over de opvoedsituatie bij hem thuis.
De zorgen die de vader heeft geuit, worden niet ondersteund door de betrokken hulpverlening. De kinderrechter benadrukt daarbij dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan de professionaliteit en de rapportages van de GI, de betrokken hulpverleners en de school van [de minderjarige] . Ook is het de kinderrechter niet duidelijk geworden in hoeverre de zorgen van de vader nog actueel zijn en wat de vader heeft gedaan om zijn zorgen te adresseren, zodat daarop geacteerd had kunnen worden. Met de GI, de aangewezen instantie om zorgen te bespreken, heeft de vader in elk geval vrijwel geen contact.
5.5.
De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsbedreigingen zoals die in de beschikking van vorig jaar nog werden genoemd, in de afgelopen periode zijn verbleekt en dat de zorgen van de vader niet geobjectiveerd kunnen worden. Daarmee kan niet langer worden gesproken van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] , waardoor niet meer is voldaan aan de criteria voor het verlengen van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook afwijzen. De huidige ondertoezichtstelling loopt nog en met 3 juni 2022 en zal in het teken staan van het overdragen en borgen van hulpverlening in het vrijwillig kader. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen de vader en de GI en de onwelwillendheid van de vader om hier in de toekomst aan te werken, acht de kinderrechter het niet haalbaar om deze laatste periode nog te werken aan het tot stand brengen van samenwerking met de vader met de bedoeling zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij hem thuis. Er zijn ook geen onderliggende zorgen waardoor dat nog noodzakelijk is.
5.6.
Het is aan de ouders om in samenwerking met de hulpverlening in het vrijwillig kader ervoor te zorgen dat [de minderjarige] bij ieder thuis de veiligheid en geborgenheid, verzorging, structuur en pedagogisch passende begeleiding krijgt die zij nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. Bij de ouders ligt ook de eerste verantwoordelijkheid om eventuele zorgen over [de minderjarige] te onderkennen, bespreken en daarop zonodig actie te nemen.
schriftelijke aanwijzing:
5.7.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen als de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige niet instemmen of meewerken met de uitvoering van het plan van aanpak, of als dit noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van het derde lid van artikel 1:263 BW kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.8.
Nu de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op korte termijn zal eindigen en niet meer gewerkt zal worden aan het tot stand brengen van samenwerking met de vader, is de kinderrechter van oordeel dat de GI geen belang meer heeft bij het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af;
6.2.
wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022 door
mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.