ECLI:NL:RBNHO:2022:333
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opeisbaarheid van aanbrengprovisie bij grondaankopen zonder schriftelijke overeenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen De Huurwoningbemiddelaar Den Helder B.V. en Noord-Holland Noord Onroerend Goed B.V. over de opeisbaarheid van een afgesproken provisie bij grondaankopen. De Huurwoningbemiddelaar vordert betaling van een provisie van € 22.061,33, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij betrokken was bij de totstandkoming van een koopovereenkomst tussen [gedaagde] en Nieuwenhuis Bouw B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de partijen geen schriftelijke overeenkomst hebben opgesteld, behalve de overeengekomen prijs. De kantonrechter concludeert dat de provisie pas opeisbaar is na de levering van het perceel, wat in dit geval niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor wordt de vordering van de Huurwoningbemiddelaar afgewezen.
Het procesverloop begon met een dagvaarding op 1 juli 2021, waarna een zitting op 5 januari 2022 volgde. Tijdens deze zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun directeuren en gemachtigden. De Huurwoningbemiddelaar heeft gesteld dat zij recht heeft op de provisie omdat zij de partijen met elkaar in contact heeft gebracht, maar de gedaagde heeft betwist dat er recht op provisie bestaat, aangezien de levering van de gronden niet heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de bedoeling van partijen was dat de aanbrengprovisie pas opeisbaar zou zijn bij de levering van de percelen, en niet bij het ondertekenen van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van de Huurwoningbemiddelaar afgewezen en de proceskosten voor rekening van de Huurwoningbemiddelaar gesteld, inclusief een nasalaris voor de gedaagde.