In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Intermaris, eiseres, en twee gedaagden die een woning huren van Intermaris. De zaak betreft de vraag of de verhuurder in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt en of de huurders hun huurschuld tijdig hebben voldaan. De partijen waren het eens over de hoogte van de huurschuld ten tijde van de zitting, maar de huurders betwisten de redelijkheid van de incassokosten. De kantonrechter oordeelt dat zowel het maken van de incassokosten als de hoogte daarvan redelijk zijn, gezien de omstandigheden van de zaak. De huurders hebben herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de openstaande vordering en hebben een aanmaningsbrief ontvangen voordat de dagvaarding werd uitgebracht. De tegenvorderingen van de huurders worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd en er geen juridische basis voor bestaat. De kantonrechter heeft de huurders veroordeeld tot betaling van de huurschuld en de buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten komen voor rekening van de huurders.