Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 19 producties
- de akte wijziging eis tevens overlegging aanvullende producties (t/m 23)
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Damen
- de pleitnota van NIOZ.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
- nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, tot een bedrag van € 157,- zonder betekening of € 246,- in geval van betekening, met bepaling dat als deze kosten niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis worden voldaan daarover vanaf de 15e dag wettelijke rente verschuldigd is, en
- de kosten van deze procedure, met bepaling dat als deze kosten niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis worden voldaan daarover vanaf de 15e dag wettelijke rente verschuldigd is.
5.De beoordeling
Beoordelingskader
- Waar horen de verschillende risico’s die in een opdracht besloten zitten, te liggen? Alloceer het risico bij de partij die het risico het best kan beheersen en/of beïnvloeden, hetzij de aanbestedende dienst hetzij de inschrijver. Bij de risico-afweging moeten de volgende aspecten worden betrokken:
- de kans dat een risico zich verwezenlijkt en
- de gevolgen van de omstandigheid dat een risico zich verwezenlijkt.
- de risico’s die de aanbestedende dienst daadwerkelijk loopt;
- de gebruikelijke aansprakelijkheidseis in de betreffende branche of voor de betreffende opdracht naar aard en omvang.
dat enkele geïsoleerde pieken van geringe tot matige omvang in het frequentiebereik tot 500Hz geaccepteerd kunnen worden voor zover zij geen afbreuk doen aan de functionaliteit van de apparatuur’maar dat zij deze toevoeging niet heeft overgenomen in de overeenkomst waardoor het onzeker is wat de status van deze toevoeging is, te meer nu op grond van het bepaalde in artikel 2.2. van de overeenkomst bij een verschil van inhoud de tekst van de overeenkomst prevaleert boven het bestek.
daardoordisproportioneel zijn. In het algemeen gesproken is een eis die onhaalbaar is disproportioneel te achten. Het valt ook niet in te zien welk redelijk belang een aanbestedende dienst heeft om een dergelijke eis te stellen.
‘verboden dan wel beperkingen van overheidswege niet voorzienbaar waren’. Zij heeft aangevoerd dat omdat de COVID-pandemie en de daarmee gepaard gaande ‘verboden dan wel beperkingen’ al geruime tijd gaande zijn, die situatie van onvoorzienbaarheid zich hier niet voordoet, terwijl uit de jurisprudentie daarover ook volgt dat bij een overeengekomen leverdatum de gevolgen van de COVID-pandemie worden geacht te zijn verdisconteerd. Zij heeft gesteld dat het disproportioneel is om deze risico’s bij de opdrachtnemer te leggen omdat een dergelijk risico nauwelijks is in te schatten.
- welke component(en) het betreft, wanneer bekend was dat het betrokken onderdeel/materiaal nodig was en wanneer het betrokken onderdeel/materiaal is besteld
- de bij bestelling opgegeven levertermijn
- de vertraging en de nu verwachte levertermijn
- de datum waarop de vertraging aan de bouwer is gemeld
- de consequenties voor de voortgang
- mogelijke work-around
- a)
- b)
- c)
allegeleden en/of te lijden schade, (b) dat in aanvulling op boetebedragen schadevergoeding kan worden gevorderd en (c) dat ook gevolgschade niet is uitgesloten.
€ 1.016,00