ECLI:NL:RBNHO:2022:3270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
21/1420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een tegemoetkoming in faunaschade door grauwe ganzen en brandganzen aan percelen blijvend grasland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 27 januari 2022, wordt de aanvraag van een vennootschap onder firma voor een tegemoetkoming in faunaschade behandeld. De eiseres, een melkveehouderij, had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding wegens schade aan haar percelen blijvend grasland, veroorzaakt door grauwe ganzen en brandganzen in de zomer van 2019. De rechtbank behandelt de procedure die volgde op het primaire besluit van 16 januari 2020, waarin de schade werd vastgesteld op € 13.642,00. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland verklaarde het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond in een bestreden besluit van 16 februari 2021.

Tijdens de zitting op 16 december 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar vennoten en een gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de taxatierapporten, die door taxateurs in opdracht van de verweerder zijn opgesteld, niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank stelt vast dat de taxateurs de schade niet conform de richtlijnen hebben getaxeerd en dat de verweerder zijn vergewisplicht heeft verzaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt het griffierecht vergoed en worden de proceskosten van eiseres vergoed.

De rechtbank concludeert dat de taxatie niet voldoet aan de vereisten van de taxatierichtlijn en dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de gehanteerde methoden voor schadebepaling niet in overeenstemming zijn met de richtlijnen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de taxatie van faunaschade en de verplichting van het bestuursorgaan om zich te vergewissen van de juistheid van de rapporten die aan de besluitvorming ten grondslag liggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1420

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

de vennootschap onder firmaFirma [eiseres] ., te [vestigingsplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle,
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

gemachtigde: E.M. van Wijk van Brievingh, in dienst van BIJ12-Faunazaken.

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres van 5 juni 2019 om een tegemoetkoming in door grauwe ganzen en brandganzen aan percelen blijvend grasland veroorzaakte schade gedurende de zomermaanden van 2019 toegewezen en aan haar een tegemoetkoming van € 13.642,00 toegekend.
Bij besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen bij haar vennoten [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. [naam 3] ( [naam 3] ) en [naam 4] had eiseres ter zitting als getuigen meegebracht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 5] ( [naam 5] ) en [naam 6] ( [naam 6] ), taxateurs in dienst van [bedrijf] B.V.

Overwegingen

1. In de bijlage zijn de relevante bepalingen en passages uit de Wet natuurbescherming (Wnb), de Verordening tegemoetkoming schade Noord-Holland (de Verordening), de Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent de uitvoering en invulling van tegemoetkoming bij schade (de Beleidsregel), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Protocollen en richtlijnen taxaties faunaschade van 1 april 2019 versie 1.0, deel B “Taxatierichtlijn graslandschade zomer en najaar” (de taxatierichtlijn) opgenomen. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
2.1
Eiseres exploiteert een melkveehouderij waartoe landbouwgrond (weide) behoort. De landbouwgrond is deels gelegen rondom het bedrijf en deels op afstand. De gronden liggen binnen het Natura 2000-gebied “Wormer- en Jisperveld”.
2.2
Op 5 juni 2019 heeft eiseres op grond van artikel 6.1 Wnb een aanvraag om tegemoetkoming faunaschade bij verweerder ingediend. Eiseres stelt vanaf 2 juni 2019 schade te hebben geleden aan haar percelen blijvend grasland veroorzaakt door onder meer de grauwe gans en de brandgans.
2.3
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiseres op grond van de Verordening taxateurs [naam 5] en [naam 6] de opdracht verstrekt om de schade de taxeren. [naam 5] en [naam 6] hebben op 2 oktober 2019 drie taxatierapporten uitgebracht. Zij hebben de schade in totaal vastgesteld op € 14.652,00. De schade aan percelen blijvend grasland van eiseres is volgens hen voor 73% veroorzaakt door de grauwe gans en voor 25% door de brandgans.
2.4
Eiseres heeft bij brief van 9 oktober 2019 op de taxatierapporten van [naam 5] en [naam 6] gereageerd. [naam 5] heeft bij brief van 15 oktober 2019 op verzoek van verweerder gereageerd op de reactie van eiseres.
2.5
Verweerder heeft vervolgens onder verwijzing naar de taxatierapporten van [naam 5] en [naam 6] het primaire besluit genomen. Verweerder heeft de tegemoetkoming daarin vastgesteld op € 13.642,00.
2.6
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder [naam 5] en [naam 6] om een nadere toelichting gevraagd. Bij brief van 30 juni 2021 hebben zij die gegeven.
3. Eiseres betoogt dat verweerder de taxatierapporten van 2 oktober 2019 van [naam 5] en [naam 6] niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Volgens eiseres heeft verweerder namelijk – in strijd met de op grond van artikel 3:9 Awb op hem rustende vergewisplicht – nagelaten na te gaan of de taxatierapporten van [naam 5] en [naam 6] op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Zij voert daartoe verschillende argumenten aan.
4. De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit betoog van eiseres voorop dat verweerder zich op grond van artikel 3:9 Awb moet vergewissen of het onderzoek door de taxateurs op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In geval van een advies van een door een bestuursorgaan benoemde deskundige dient verweerder daartoe na te gaan of de deskundige onafhankelijk en onpartijdig is, op objectieve wijze verslag heeft gedaan van het door hem verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze heeft aangegeven welke feiten en omstandigheden hij aan de conclusies ervan ten grondslag heeft gelegd. Deze conclusies mogen niet onbegrijpelijk zijn.
5.1
Eiseres voert aan dat de taxatierapporten van 2 oktober 2019 onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, omdat een van de taxateurs, [naam 5] , vooringenomen is en de schade van eiseres niet objectief heeft getaxeerd. In een gesprek met [naam 3] , een jager van de [naam 7] en buurman van eiseres, op 3 oktober 2019, een dag na de taxatie, heeft [naam 5] de taxateurs die in voorgaande jaren de faunaschade voor eiseres op (veel) hogere schadebedragen hebben vastgesteld, “sinterklazen” genoemd.
5.2
In het bestreden besluit heeft verweerder gerefereerd aan het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen [naam 3] en [naam 5] en waarover tijdens de hoorzitting is gesproken. Verweerder heeft aangegeven te betreuren hoe het contact tussen [naam 5] en [naam 3] is verlopen, maar stelt zich op het standpunt dat het gebeuren los staat van de taxatie die is uitgevoerd. In hun aanvullende toelichting van 30 juni 2021 hebben [naam 5] (en [naam 6] ) verklaard dat het niet hun bedoeling is geweest om kritisch te zijn op andere taxateurs. Zij zijn echter in dit geval van mening dat taxateurs in de voorgaande jaren ruim gemeten hebben. Indien de door hen vastgestelde schadebedragen namelijk worden omgerekend naar aantallen ganzen, zou dit hebben betekend dat in de voorgaande jaren de hele zomer elke dag ongeveer 3500 ganzen op de percelen van eiseres aanwezig waren, hetgeen volgens [naam 5] en [naam 6] onmogelijk is. Zij betwisten niet dat [naam 5] de term “sinterklazen” heeft gebruikt, maar daarmee is volgens hen niets negatiefs bedoeld.
5.3
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verduidelijkt dat volgens haar uitsluitend [naam 5] vooringenomen, ten nadele van eiseres, heeft gehandeld.
5.4
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat [naam 5] vooringenomen was. [naam 5] heeft zijn uitlating gedaan nadat hij op 2 oktober 2019 zijn eindtaxatie reeds had afgerond. Dat was in een gesprek met de buurman op verzoek van eiseres. Volgens [naam 5] zou hij in dat gesprek voorgelicht worden door de buurman, die als jager bij de [naam 7] kennis had over de ganzenpopulatie ter plaatse, over de omvang van de aanwezige ganzen. In dat gesprek heeft de buurman aan de orde gesteld dat de taxatie volgens hem te laag was. Dat gesprek is, zo is niet in geschil, niet in een vriendelijke sfeer verlopen. Uit de – enkele – opmerking van [naam 5] in dat gesprek, dat eerdere taxateurs “sinterklazen” zouden zijn geweest, kan echter niet worden geconcludeerd dat [naam 5] zijn taxatie voordien met vooringenomenheid - ten nadele van eiseres - zou hebben verricht. Uit die woorden volgt hooguit een (dis)kwalificatie van die eerdere taxateurs, maar geen houding van [naam 5] jegens eiseres. De rechtbank merkt daar nog bij op dat eiseres eerder dat jaar bezwaren had geuit over het aanwijzen van [naam 5] als taxateur wegens zijn taxaties over de perioden vanaf 2018. Maar ook dat feit maakt niet dat uit de opmerking die [naam 5] tegenover de buurman na het uitbrengen van zijn taxatie op 2 oktober 2019 heeft gedaan, vooringenomenheid moet worden afgeleid. Eiseres heeft haar stelling over vooringenomenheid niet met andere gegevens gestaafd.
Het is bovendien niet zo dat verweerder geen acht heeft geslagen op de uitlating van [naam 5] . Verweerder heeft de uitlating van [naam 5] blijkens het bestreden besluit betrokken, maar daaraan, anders dan eiseres, geen gewicht toegekend.
5.5
Het argument van eiseres slaagt niet.
6.1
Eiseres voert voorts aan dat de taxatierapporten van 2 oktober 2019 ook onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, omdat de taxateurs de aantallen ganzen op de percelen vanuit een auto hebben beoordeeld. Vanuit die positie kunnen de aantallen ganzen volgens eiseres echter niet naar behoren worden geteld. Een aantal percelen van eiseres ligt namelijk op meer dan 200 meter van de openbare weg.
6.2
De taxateurs zijn op 13 juni, 21 juni, 27 juni, 2 juli, 15 juli, 22 juli, 1 augustus, 12 augustus, 29 augustus, 9 september, 20 september en 2 oktober 2019 langs geweest bij eiseres om de schade te taxeren. De taxateurs hebben een aantal keren volstaan met het beoordelen van de schadepercelen vanuit een auto. Dit wordt, aldus verweerder, onder meer gedaan zodat de taxateurs zich op afstand een beeld kunnen vormen van de aanwezige schadeveroorzakende diersoorten. Verweerder ziet hierin geen aanleiding de uitgevoerde taxatie onzorgvuldig te achten. In zijn verklaring van 15 oktober 2019 heeft [naam 5] uiteengezet dat hij gedurende de zomermaanden van 2019 ongeveer 20 keer op of langs de percelen van eiseres is gereden om zichzelf te overtuigen van de hoeveelheid ganzen die op de percelen aanwezig waren.
6.3
De rechtbank ziet, gelet op de taxatierapporten van 2 oktober 2019 en de verklaring van 15 oktober 2019, geen reden eraan te twijfelen dat de taxateurs meermaals de percelen zelf hebben bezocht en deze niet uitsluitend vanuit de auto hebben beoordeeld. Voor zover de taxateurs de percelen vanuit de auto hebben beoordeeld, gebeurt dat, zoals verweerder heeft uitgelegd, om een beter overzicht te verkrijgen van het gehele perceel en om te voorkomen dat de ganzen worden weggejaagd. De rechtbank acht het beoordelen van de percelen deels vanuit een auto dan ook niet onjuist.
6.4.
Het argument slaagt niet.
7.1
Eiseres voert ten slotte aan dat de taxatie niet conform de taxatierichtlijn is uitgevoerd. Volgens eiseres is het in strijd met de taxatierichtlijn om ganzen te tellen teneinde de schade te bepalen in plaats van de schade met een grashoogtemeter te meten. In de taxatierichtlijn is ingecalculeerd dat bij het hanteren van die methode sprake is van beweiding door vee, zodat niet gezegd kan worden dat die methode om die reden niet betrouwbaar is, zoals [naam 5] in zijn verklaring van 15 oktober 2019 heeft opgemerkt. Bovendien is de opmerking van [naam 5] dat die methode niet betrouwbaar is vanwege de beweiding door vee in strijd met [naam 5] opmerking over het jaar 2018 dat gras meten niet mogelijk is als gevolg van droogte.
Daarnaast wijkt de verklaring van [naam 5] van 15 oktober 2019 af van de taxatierapporten van 2 oktober 2019. In de taxatierapporten is wat betreft de zomerschade namelijk aangegeven dat er geen nadere oorzaken waren voor de schade dan ganzenschade, terwijl [naam 5] in zijn verklaring aangeeft dat de belemmering van de groei van het gras mede het gevolg was van de droogteschade van 2018. Ter zitting heeft eiseres in aanvulling hierop nog aangevoerd dat de diersoorten in de taxatierapporten uitsluitend in percentages zijn weergegeven, maar dat concrete aantallen getelde ganzen erin niet zijn genoemd. Ook heeft eiseres ter zitting gesteld dat vanuit de auto geen ganzenstront op de percelen kan worden waargenomen.
7.2.1
De rechtbank stelt het volgende vast.
7.2.2
In het taxatierapport van 2 oktober 2019 waarin het deel van het schadebedrag van € 12.804,00 is genoemd, is bij de vraag “Zijn er naast schade veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten ook andere vormen van schade waargenomen?” het antwoord “Nee” aangekruist. Onder het kopje “Schade is niet of niet geheel veroorzaakt door fauna” is verder niets ingevuld. In de taxatierapporten waarin de schadebedragen van € 1.108,80 en € 739,20 zijn genoemd, is vermeld dat de schade is veroorzaakt door ganzen. Een andere schadeoorzaak is niet genoemd. In het taxatierapport van 2 oktober 2019 waarin [naam 5] het schadebedrag van € 12.804,00 heeft vastgesteld is voorts expliciet aangegeven dat de schade is vastgesteld met behulp van een grashoogtemeter. In de rapporten waarin de schadebedragen van € 1.108,80 en € 739,20 zijn genoemd, is niet expliciet vermeld dat de schade is vastgesteld met behulp van een grashoogtemeter, maar zijn wel berekeningen opgenomen op basis van graslengtes die zouden kunnen duiden op die wijze van meten.
7.2.3
In zijn verklaring van 15 oktober 2019 heeft [naam 5] aangegeven dat het in de zomer van 2018 droog was en dat er weinig gras groeide en dat de gevolgen van verdroging zelfs in 2019 nog goed zichtbaar waren. Op 1 augustus 2019 hadden de percelen op het bedrijf van eiseres volgens [naam 5] geen goede kleur, wat volgens hem een teken was dat de groei werd belemmerd. Volgens [naam 5] en [naam 6] was die belemmering van de groei van het gras mede het gevolg van de droogteschade van 2018. [naam 5] heeft daarnaast verklaard dat de schade is vastgesteld op basis van ganzentellingen, omdat er op de verschillende percelen werd beweid met korte tussenpauzes, waardoor grashoogte meten met behulp van een grashoogtemeter geen betrouwbare meetmethode was.
7.3
Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels dient de taxatie overeenkomstig de taxatierichtlijn te worden uitgevoerd. In de taxatierichtlijn is vermeld dat zomergrastaxaties gaan over het totale verlies aan droge stof bij sneden gedurende het zomerseizoen. Het verlies bij verschillende sneden moet worden gesommeerd tot een totaal en in het taxatierapport worden genoteerd. In de taxatierichtlijn is erkend dat een complicerende factor daarbij is dat percelen binnen een bedrijf op verschillende momenten geoogst of beweid worden en dat dat de taxatie arbeidsintensief maakt. Daarom is het van belang dat de taxateur bij taxatie van zomergras meerdere bezoeken aan een bedrijf brengt. In de taxatierichtlijn is verder vermeld dat per bezoek moet worden aangegeven of diersoorten of sporen van diersoorten aanwezig zijn op het perceel. Opgegeven moet worden welke diersoorten en aantallen tijdens het bezoek op het perceel aanwezig zijn. Indien geen dieren op het perceel aanwezig zijn, kan aangegeven worden dat er wel vraatschade of uitwerpselen zijn die duiden op een bepaalde diersoort. In de taxatierichtlijn worden verder drie methoden genoemd waarmee de opbrengstderving van zomergras door faunaschade kan worden bepaald. Het gaat achtereenvolgens om de “Meten is weten-methode” (bepalen grasverlies in kilo droge stof van een perceel met grashoogtemeter door systematische meting perceel), het bepalen van grasverlies van een perceel met grashoogtemeter en grasgroeitabellen, en de visuele methode, waarbij een inschatting wordt gemaakt van het verlies in kilo aan droge stof. Aangeven is dat de eerstgenoemde methode de eerste voorkeur heeft en de laatstgenoemde methode de laatste. Uitsluitend indien de beste methode niet toepasbaar is, kan worden overgestapt op het eerstvolgende alternatief. Gemotiveerd moet worden waarom de betere methode niet toepasbaar is.
Ten slotte is in de taxatierichtlijn vermeld dat de ganzentelmethode uitdrukkelijk niet is bedoeld om de schade te bepalen, maar fungeert als controlemiddel van cijfers die verkregen zijn met behulp van de andere methoden.
7.4.1
Bij een heroverweging in bezwaar als bedoeld in artikel 7:11 van de Awb geldt als uitgangspunt dat het bestuursorgaan rekening houdt met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen. Verweerder beschikte ten tijde van het nemen van het bestreden besluit over de taxatierapporten van 2 oktober 2019 en de verklaring van [naam 5] van 15 oktober 2019.
7.4.2
Verweerder heeft het bestreden besluit (en het primaire besluit) niet kunnen baseren op de taxatierapporten omdat de rapporten en de latere verklaring van de taxateur (van 15 oktober 2019) in onderlinge samenhang bezien te veel vragen opriepen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de taxatierapporten en de verklaring tegenstrijdig zijn op het punt van de oorzaak van de schade en de gehanteerde meetmethode. Blijkens de taxatierapporten is de schade op alle percelen met behulp van een grashoogtemeter gemeten en zou er geen sprake zijn van andere schade dan schade veroorzaakt door ganzen, terwijl in de verklaring als schadeoorzaak ook droogte wordt genoemd, evenals een andere meetmethode, namelijk het tellen van ganzen. Daarnaast mag, volgens de taxatierichtlijn, de ganzentelmethode uitsluitend als aanvullend controlemiddel worden gebruikt, terwijl in de verklaring de indruk is gewekt dat deze methode (gedeeltelijk) als enige methode voor de schadevaststelling is gebruikt. Bovendien vormt het argument dat in de verklaring is genoemd om niet de meetmethode te hanteren maar de ganzentelmethode, te weten beweiding, blijkens de taxatierichtlijn geen argument om niet de meetmethode te hanteren.
Ten slotte is in de verklaring geen inzicht verschaft in de telgegevens die met de ganzentelmethode zouden zijn gegenereerd en de daarop gebaseerde schadevaststelling. Aan het voorgaande kan niet afdoen, dat [naam 5] , zoals hij ter zitting nog heeft verklaard, over handgeschreven aantekeningen zou beschikken die hij tijdens zijn bezoeken aan de percelen van eiseres zou hebben gemaakt en die (enige) telgegevens zouden bevatten, reeds omdat hij die bevindingen niet in zijn rapporten heeft verwerkt zodat verweerder daarover ten tijde van het bestreden besluit niet beschikte en die gegevens, wat daar ook van zij, niet in zijn beoordeling heeft kunnen betrekken.
7.4.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn vergewisplicht verzaakt en kon hij de toekenning van de tegemoetkoming niet op die rapporten baseren.
7.5
Dit argument van eiseres slaagt. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat de taxatie niet conform de taxatierichtlijn heeft plaatsgevonden. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2, 3:9 en 7:12 Awb onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd en komt voor vernietiging in aanmerking.
8.1
De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand blijven. Zij overweegt daartoe als volgt.
8.2
In beroep heeft verweerder nog de nadere toelichting van 30 juni 2021 van de taxateurs ingebracht. In deze toelichting noemen de taxateurs ten opzichte van het taxatierapport en de verklaring als argument om niet de meetmethode maar de ganzentelmethode te gebruiken ook droogte. Voorts noemen zij in de toelichting aanvullend gegevens van [naam 8] (de rechtbank begrijpt: de grasgroeicijfers/tabellen zomergras per week per regio zoals bedoeld in de taxatierichtlijn) die zij gebruikt zouden hebben in combinatie met het tellen. Ook stellen zij dat “de overige percelen” wel met behulp van de grashoogtemeter zijn gemeten. Verder halen zij het constateren van ganzenstront voor het eerst aan als gebruikte indicator voor het bepalen van de omvang van de schade.
8.3
Ook met deze nadere toelichting blijft onduidelijk bij welke percelen welke (meet)methode (grashoogtemeter, ganzentelmethode, indien al toegestaan, en/of gegevens van [naam 8] ) is gehanteerd om de schade te bepalen. Ook in de nadere toelichting heeft verweerder niet gemotiveerd waarom beweiding als argument is gehanteerd om niet de meten-is-wetenmethode te hanteren, terwijl beweiding volgens de taxatierichtlijn daarvoor geen argument vormt. Evenmin heeft verweerder met de nadere toelichting gemotiveerd waarom op sommige percelen kennelijk uitsluitend gebruik is gemaakt van de ganzentelmethode, terwijl deze methode volgens de taxatierichtlijn uitsluitend als controlemiddel mag worden gebruikt om de schade te bepalen. Daarnaast, als dat al tot schadebepaling zou kunnen leiden, is niet duidelijk op welke percelen hoeveel ganzen zijn geteld en wanneer. Verder is niet inzichtelijk hoe de ganzentelgegevens zich verhouden tot de eveneens gebruikte [naam 8] gegevens. Ten slotte is geen inzicht verschaft in de hoeveelheden waargenomen ganzenstront.
9. De rechtbank ziet naar aanleiding van het verhandelde ter zitting evenmin aanleiding om ter beslechting van het geschil zelf in de zaak te voorzien door zelf een schadebedrag vast te stellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard ruimte te zien en bereid te zijn om de aan de taxaties klevende gebreken te (laten) herstellen en opnieuw een schadebedrag vast te stellen.
Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat van de kant van eiseres, op wie uiteindelijk de bewijslast rust van de gestelde omvang van de schade, geen rapport van een schadedeskundige is ingebracht dat houvast zou kunnen bieden voor de rechtbank om zelf een schadebedrag vast te stellen. Het voorstel van eiseres ter zitting om voor het vaststellen van de zomerschade 2019 aansluiting te zoeken bij de vastgestelde oktoberschade 2019 biedt hiervoor onvoldoende grondslag gelet op de kanttekeningen die [naam 6] daar ter zitting bij heeft geplaatst en die eiseres niet heeft weersproken. De stelling van eiseres dat het aantal ganzen de laatste jaren steeds verder toeneemt en dat dit blijkt uit taxaties van de afgelopen jaren en het Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 biedt hiervoor, wat ook zij van die stelling, evenmin grondslag, omdat specifieke op de percelen betrekking hebbende gegevens van de zomerperiode van 2019 zijn vereist om de schade die toen op de percelen is veroorzaakt te kunnen bepalen. Bovendien, zo is ter zitting ook besproken, is volgens die door eiseres overgelegde rapporten, in algemene zin sedert 2011 wellicht sprake van toename van het aantal ganzen in Nederland, maar is er juist in 2018 en 2019 sprake van een afgenomen aantal, ook in het Jisperveld.
10. De rechtbank zal verweerder gelet op het voorgaande opdragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en
mr. T.J.H. Verstappen, leden, in aanwezigheid van mr.W.I.K. Baart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet het beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Wet natuurbescherming
Artikel 6.1
1. Gedeputeerde staten verlenen in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende:
a. vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van Vogelrichtlijn, of
b. dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
2 Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Verordening tegemoetkoming schade Noord-Holland
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
wet:de Wet natuurbescherming;
aanvrager:de grondgebruiker die een aanvraag om tegemoetkoming in faunaschade op grond van artikel 6.1 van de wet indient;
BIJ12:uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies, zijnde onderdeel van de Vereniging Interprovinciaal Overleg;
taxateur:een taxateur die werkzaam is voor een door BIJ12 aangewezen taxatiebureau of een consulent faunazaken van BIJ12.
Artikel 3 Taxatie van de schade
2. Indien de aanvrager opmerkingen over het formulier ‘bevestiging taxatie grondgebruiker’ kenbaar wil maken, zendt hij zijn reactie binnen acht werkdagen per e-mail of per post naar BIJ12.
De Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent de uitvoering en invulling van tegemoetkoming bij schade
Artikel 2
1. De hoogte van de door één of meer natuurlijk in het wilde levende beschermde diersoorten aangerichte schade en de schadeveroorzakende diersoort wordt, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door de taxateur vastgesteld.
2. De taxateur stelt, met inachtneming van de door BIJ12 vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat. (…) Bij de eindtaxatie overhandigt de taxateur het formulier ‘bevestiging taxatie grondgebruiker’ aan de aanvrager of deponeert het bedoelde formulier in de brievenbus van de aanvrager of zendt dit per e-mail aan de aanvrager.
3. BIJ12 kan de taxateur vragen de reactie van de aanvrager van commentaar te voorzien. In dat geval zendt de taxateur dat commentaar zo spoedig mogelijk naar BIJ12. BIJ12 zendt een afschrift van dat commentaar aan de aanvrager.
Artikel 3
1.Gedeputeerde Staten verlenen uitsluitend een tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door natuurlijk in het wilde levende beschermde diersoorten als genoemd in artikel 6.1, eerste lid onder a en b van de wet, die door vraat, graven, wroeten of vegen aan bedrijfsmatige landbouw is veroorzaakt.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:9
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…).
Protocollen en richtlijnen taxaties Faunaschade, 1 april 2019, versie 1.0
Een kopie van “B. Taxatierichtlijn graslandschade zomer en najaar” (p.28 t/m 33) is aan deze bijlage gehecht.