Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
W.C.J. KAAN-HERTOGHin haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflaatster] ,
1.De procedure
- de dagvaarding, met 31 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met 13 producties;
- het tussenvonnis van 24 november 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis in conventie, tevens akte overlegging producties, met producties 32 tot en met 38.
2.De feiten
€ 80.000,00 als lening verstrekt. Voorts is in de overeenkomst bepaald dat deze lening een looptijd van 5 jaar heeft en dat aflossing van de geldlening plaatsvindt in overleg. De over het geleende bedrag te betalen rente bedraagt 6% per jaar.
Voorts is in de overeenkomst bepaald dat [eiser] zich in privé borg stelt voor de terugbetaling van het door [bedrijfsnaam] geleende bedrag.
3.Het geschil
in conventie
primair:
(i) bepaalt dat de rechtsgevolgen van het testament van 19 november 2020 worden gewijzigd in die zin dat [eiser] in plaats van het Koningin Wilhelminafonds tot enig erfgenaam van de erflaatster wordt aangemerkt;
(ii) het testament van 19 november 2020 nietig verklaart dan wel vernietigd;
(iii) Kaan- Hertogh in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van de erflaatster veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.114,02.
heeft jarenlang een zeer goede vertrouwensband met de erflaatster gehad, haar administratie verzorgd en haar ook op andere manieren bijgestaan. [eiser] en de erflaatster hebben altijd het beste met elkaar voorgehad. Daarom heeft de erflaatster in haar testament van 13 mei 2009 [eiser] tot enig erfgenaam benoemd. Gelet op de omstandigheden waaronder het tweede op 19 november 2020 gedateerde testament tot stand is gekomen, kan het Koningin Wilhelminafonds naar maatstaven van redelijk en billijkheid geen rechten ontlenen aan de daarin ten behoeve van haar opgenomen erfstelling. De beslissing van de erflaatster om haar testament ten nadele van [eiser] te wijzigen, is tot stand gekomen doordat Kaan- Hertogh bij de erflaatster ten onrechte het beeld heeft gecreëerd dat [eiser] financieel misbruik van de erflaatster zou hebben gemaakt. Het was voor [eiser] in deze periode niet mogelijk om contact met de erflaatster te krijgen. Daarbij komt dat (aangenomen kan worden dat) de erflaatster in een psychose verkeerde, verbleef in een gesloten ggz-instelling en drie dagen na het verlijden van het testament van 19 november 2020 euthanasie heeft gepleegd. De erflaatster was wilsonbekwaam tijde van het opstellen van dit testament. Het testament is daarom nietig.
Nog afgezien van het voorgaande heeft [eiser] voor een totaalbedrag van € 2.114,02 verschillende voor rekening van de erflaatster komende kosten voldaan. Mocht blijken dat [eiser] geen erfgenaam is van de erflaatster, heeft hij jegens de nalatenschapsboedel recht op betaling van dit bedrag.
Voorts dient [eiser] het op 25 oktober 2019 door hem zonder recht of titel van de rekening van de erflaatster gehaalde bedrag van € 30.000,00 terug te betalen.
en de erflaatster hebben in mei 2019 afgesproken dat het op 1 juni 2014 geleende bedrag pas na verkoop van het saunabedrijf van [eiser] hoefde te worden terugbetaald. Daarnaast is in februari 2018 afgesproken dat er vanaf dat moment geen rente meer over het geleende geld hoefde te worden betaald. Nog afgezien daarvan heeft [eiser] in totaal een rentebedrag van € 25.600,00 betaald in plaats van het bedrag van
€ 17.600,00, waar Koa c.s. van uitgaat.
Het bedrag van € 30.000,00 heeft [eiser] veiliggesteld en zal worden terugbetaald.
4.De beoordeling
in conventie
De vordering is in de kern gegrond op de stelling dat de erflaatster haar testament heeft gewijzigd, omdat zij, terwijl zij in een psychose verkeerde, door onjuiste van Kaan-Hertogh afkomstige informatie in de veronderstelling was dat [eiser] financieel misbruik van haar zou hebben gemaakt.
Bij de beoordeling of de uitvoering van het testament van 19 november 2020 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dient de rechtbank echter terughoudendheid te betrachten. Niet alles wat (zeer) onredelijk is of voelt, is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar. Bij de beoordeling of van een dergelijke onaanvaardbaarheid sprake is, dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken. Tot deze omstandigheden behoren niet alleen die van [eiser] , maar ook die van het Koningin Wilhelminafonds, die als erfgenaam voordeel geniet bij de uitvoering van het meest recente testament.
De rechtbank stelt vast dat het procesdossier geen medische rapportage bevat over de wils(on)bekwaamheid van de erflater ten tijde van het verlijden van het testament van 19 november 2020. [eiser] stelt dat aangenomen moet worden dat de erflaatster medio november 2020 in een psychose verkeerde en wilsonbekwaam was, omdat de erflaatster in 2009 een kortstondige psychotische episode heeft gekend, zij op 22 september 2020 voor een tweede maal onder bewind is gesteld en haar laatste dagen heeft gesleten in een gesloten ggz- instelling.
Echter, tegenover dit door [eiser] op feiten gebaseerde vermoeden staat de schriftelijke e-mail d.d. 8 april 2022 van A. Bond, psychater bij de betreffende ggz-instelling waarin het volgende is opgenomen:
Er is geen stuk waarin staat dat mw wilsbekwaam is. Wel is er een samenvatting van de opname waarin een klein stukje gaat over de wilsbekwaamheid ten aanzien van de euthanasie.
Verder moet ervan worden uitgegaan dat – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – ook de notaris die het testament heeft opgesteld, zich een zelfstandig oordeel heeft gevormd omtrent de wilsbekwaamheid van erflaatster.
Al met al zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende objectieve aanknopingspunten die afbreuk doen aan het bij [eiser] aanwezige vermoeden dat de erflaatster bij het verlijden van het testament van 19 november 2020 niet wilsbekwaam is geweest.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een deskundigenoordeel te vragen omtrent de wilsbekwaamheid van erflaatster. De subsidiaire vordering ligt voor afwijzing gereed.
Koa c.s. stellen zich op het standpunt dat er door [eiser] (als borg) vanaf februari 2018 voor een periode van in totaal 32 maanden niet heeft voldaan aan de uit hoofde van de overeenkomst van geldlening maandelijkse voorvloeiende verplichting om een rentebedrag van € 400,00 te betalen. De totale achterstand bedraagt daarmee € 12.800,00, aldus Koa c.s..
heeft daartegen ingebracht dat hij in totaal een rentebedrag van € 25.600,00 heeft betaald en daarnaast met de erflaatster heeft afgesproken dat hij vanaf februari 2018 geen rente meer zou hoeven te betalen.
5.De beslissing
4 mei 2022voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,