ECLI:NL:RBNHO:2022:3220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9578333 \ WM VERZ 21-1263
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene was het niet eens met de inleidende beschikking en stelde dat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 4, lid 1 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf verscheen niet. De kantonrechter overwoog dat de inleidende beschikking aan de wettelijke vereisten voldeed en dat de verbalisant met zekerheid had vastgesteld dat betrokkene een mobiele telefoon vasthield. Betrokkene had in zijn beroepschrift betoogd dat de beslissing van de officier van justitie onvoldoende gemotiveerd was, maar de kantonrechter oordeelde dat de motivering, hoewel summier, niet onvoldoende was. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant en dat de opgelegde boete van € 249,00 terecht was.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en benadrukte dat klachten over het optreden van verbalisanten via een aparte klachtenprocedure moeten worden behandeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, bijgestaan door de griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9578333 \ WM VERZ 21-1263
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Zo is betrokkene ingegaan op de inleidende beschikking, de motivering van de officier van justitie op zijn beroepschrift van 4 november 2020, en op de vermeende gedraging zélf (“Gedraging ter zake”). De kantonrechter zal hierna dezelfde volgorde aanhouden.
-
De inleidende beschikking
Betrokkene heeft in het beroepschrift aan de kantonrechter aangegeven dat “de opgelegde boete niet gedragen wordt nu uit niets blijkt dat er sprake is van een strafbaar feit”. Betrokkene verwijst hierbij ook naar hetgeen hij hierover opgenomen heeft in zijn beroepschrift aan de officier van justitie. In artikel 4, lid 1 WAHV staat het volgende opgenomen (onderstreping in de tekst is aangebracht ten behoeve van deze uitspraak):

De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat eenkorte omschrijving, onder verwijzing naarde aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegevenenhet voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie,de datumenhet tijdstipwaarop, alsmedede plaatswaar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.”
De kantonrechter constateert dat de door betrokkene ontvangen inleidende beschikkingen wél aan alle genoemde punten voldoet;
 korte omschrijving: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden;
 de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven: feitcode R545;
 het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie: € 249,00;
 de datum: 16 september 2020;
 het tijdstip: 8.26 uur;
 de plaats: Gemeente Haarlemmermeer, Burgerveen, Rijksweg A4.
De kantonrechter gaat dan ook aan deze grond voorbij.
-
De motivering van de officier van justitie op het beroepschrift van 4 november 2020
Uit de beslissing van de officier van justitie kan de kantonrechter opmaken dat deze doorslaggevende betekenis toekent aan de verklaring van de verbalisant, en dat er geen reden is ontstaan om te twijfelen aan de juistheid van de beschikking. Verder is genoteerd dat de omstandigheid dat de verbalisant geen merk, type of kleur heeft genoteerd op zichzelf geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant, en dat voldoende vast staat dat de betreffende gedraging is begaan.
Betrokkene heeft aangevoerd dat de officier van justitie de beslissing niet voldoende heeft gemotiveerd. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene, na het opsommen van een drietal wetsartikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 4 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV), aangeeft dat “de omschrijving van de feitcode niet kan worden aangemerkt als een omschrijving van de gedraging ter zake”. Volgens betrokkene zou uit de beschikking opgemaakt moeten kunnen worden om welk apparaat het gaat, evenals de kleur en het merk van het apparaat.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie haar beslissing op het beroepschrift weliswaar summier, maar niet onvoldoende heeft gemotiveerd. De officier van justitie gaat immers in op hetgeen betrokkene heeft geschreven over het wel of niet opnemen van een merk, type of kleur van het betreffende mobiele apparaat. Daarbij stelt de kantonrechter vast dat de officier van justitie niet ingaat op de wetsartikelen uit de Awb die betrokkene benoemt, maar dit is niet geheel onlogisch nu betrokkene ze nóemt, maar hierna niet aangeeft wat hij hiermee beoogt.
-
Gedraging ter zake
Betrokkene heeft in een uitgebreid beroepschrift omschreven wat zich op de dag van de vermeende gedraging heeft afgespeeld. Dat hebben de twee hierbij betrokken verbalisanten onder ambtseed ook gedaan in een aanvullend proces-verbaal van 15 oktober 2021. Het is in deze procedure aan de kantonrechter om op basis van onder meer deze stukken te beoordelen of vast staat dat de gedraging is begaan, of dat er twijfel ontstaat over hetgeen de verbalisanten geconstateerd hebben. Als er twijfel ontstaat, staat de gedraging immers niet vast en is de boete onterecht opgelegd.
De verbalisanten hebben met zekerheid verklaard dat zij betrokkene rijdend een mobiele telefoon hebben zien vasthouden, en dat dit niet een blikje cola was. Er zijn door betrokkene geen feiten en omstandigheden aangevoerd die hieraan doen twijfelen. Een verbalisant is getraind om overtredingen te constateren, en heeft er geen belang bij om een persoon staande te houden en een boete op te leggen als hier geen aanleiding toe is. Naar het oordeel van de kantonrechter is de boete aldus terecht opgelegd.
De omstandigheden die volgens betrokkene vooraf zijn gegaan aan de staande houding, alsook tijdens en na de staande houding, kunnen in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen aan de kantonrechter. Die omstandigheden zien namelijk op het gedrag van de verbalisanten ten opzichte van betrokkene. Voor klachten over het optreden van een verbalisant bestaat een aparte klachtenprocedure.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: