ECLI:NL:RBNHO:2022:3219

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9578245 \ WM VERZ 21-1249
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete gekregen omdat hij als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. De betrokkene voerde aan dat zijn bijrijder de mobiele telefoon voor zijn gezicht hield, maar dat hij deze niet zelf vasthield. De kantonrechter heeft echter geen reden gevonden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, die had genoteerd dat de betrokkene de telefoon met zijn rechterhand vasthield.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de verklaring van de verbalisant in twijfel trekken. De kantonrechter achtte het niet aannemelijk dat de verbalisant de gedraging zou hebben kunnen verwarren met de situatie waarin een bijrijder een telefoon voor het gezicht van de betrokkene houdt. Bovendien heeft de betrokkene na staande houding verklaard dat hij niet had gebeld, wat de verklaring van de verbalisant ondersteunt.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9578245 \ WM VERZ 21-1249
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Zo heeft de verbalisant in het zaakoverzicht onder meer het volgende genoteerd: “Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een IPhone met de rechterhand vasthield”. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat een verbalisant, die getraind is in het constateren van overtredingen, deze gedraging zou hebben kunnen verwarren met de omstandigheid dat een bijrijder op dat moment een telefoon voor het gezicht van betrokkene hield. De door betrokkene overgelegde getuigenverklaring van de betreffende bijrijder maakt dit niet anders. De kantonrechter betrekt hierbij ook dat betrokkene na staande houding heeft verklaard: “Ik heb niet gebeld”. Indien betrokkene in het geheel de mobiele telefoon niet vast zou hebben gehad tijdens het rijden, maar het gegaan zou zijn zoals betrokkene nu aanvoert, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat betrokkene dit direct verklaard zou hebben. De boete is aldus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: