ECLI:NL:RBNHO:2022:3218

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9533984 \ WM VERZ 21-1066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door officier van justitie in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, bestond uit het rijden van 12 km per uur boven de toegestane snelheid op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. Betrokkene had de verplichte zekerheid, zoals voorgeschreven in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), niet betaald. De kantonrechter besloot, uit proceseconomische overwegingen, de zekerheid te verlagen tot nihil, omdat een nadere aanhouding niet zinvol zou zijn en betrokkene niet in zijn belangen geschaad zou worden.

Daarnaast werd vastgesteld dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken, maar betrokkene had zijn beroep pas op 11 februari 2021 ingediend, terwijl dit uiterlijk op 31 juli 2020 ontvangen had moeten zijn. De kantonrechter oordeelde dat er geen aannemelijke reden was voor de termijnoverschrijding, waardoor het beroep van betrokkene terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9533984 \ WM VERZ 21-1066
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 12 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom.
Betrokkene heeft de in artikel 11 WAHV voorgeschreven zekerheid niet betaald. Hier is geen reden voor aangevoerd. Uit proceseconomische overwegingen heeft de kantonrechter, op voordracht van de vertegenwoordiger van de officier van justitie, besloten om de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil. Een nadere aanhouding zou niet zinvol zijn, nu er in deze zaak ook een termijnoverschrijding speelt. Bovendien wordt betrokkene door deze handelwijze niet in zijn belangen geschaad.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 11 februari 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 31 juli 2020 ontvangen had moeten zijn. Niet aannemelijk is geworden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij de officier dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: