Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, bestond uit het rijden van 12 km per uur boven de toegestane snelheid op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. Betrokkene had de verplichte zekerheid, zoals voorgeschreven in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), niet betaald. De kantonrechter besloot, uit proceseconomische overwegingen, de zekerheid te verlagen tot nihil, omdat een nadere aanhouding niet zinvol zou zijn en betrokkene niet in zijn belangen geschaad zou worden.
Daarnaast werd vastgesteld dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken, maar betrokkene had zijn beroep pas op 11 februari 2021 ingediend, terwijl dit uiterlijk op 31 juli 2020 ontvangen had moeten zijn. De kantonrechter oordeelde dat er geen aannemelijke reden was voor de termijnoverschrijding, waardoor het beroep van betrokkene terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond.