In deze zaak gaat het om de ontbinding van een overeenkomst tussen consumenten en een leverancier van badkamers en sanitair. De consumenten hebben op 6 mei 2020 een overeenkomst gesloten voor het maken van een badkamer en toilet voor een totaalbedrag van € 29.995,00. Na onvrede over de uitvoering van de werkzaamheden hebben de consumenten de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op de kosten voor het afronden van de werkzaamheden. De leverancier betwistte de ontbinding en stelde dat het grootste deel van de werkzaamheden was afgerond. De kantonrechter oordeelde echter dat de leverancier zijn standpunten onvoldoende had onderbouwd en wees de vordering van de consumenten grotendeels toe. De kantonrechter concludeerde dat de consumenten gerechtigd waren de overeenkomst te ontbinden, omdat de leverancier niet tijdig had voldaan aan de herstelverplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter kende de consumenten een bedrag van € 12.878,31 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten.
Het procesverloop begon met een dagvaarding van 13 augustus 2021 door de consumenten, waarna de gedaagden schriftelijk hebben geantwoord. Tijdens een zitting op 18 februari 2022 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, waardoor de consumenten gerechtigd waren de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft de vordering van de consumenten toegewezen, rekening houdend met de kosten die zij nog moesten maken om de werkzaamheden af te ronden, en heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en de kosten voor het inschakelen van een deskundige.