ECLI:NL:RBNHO:2022:3214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9578292 \ WM VERZ 21-1256
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige kaart

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene had het beroep te laat ingesteld, maar de kantonrechter besloot om hier overheen te stappen en de zaak inhoudelijk te behandelen. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar matigde deze tot € 30,00.

De procedure begon toen betrokkene een boete ontving en hiertegen beroep instelde bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Betrokkene ging vervolgens in beroep bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig. De kantonrechter overwoog dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was, gezien de onduidelijkheid over de procedure en de taalbarrière van betrokkene.

De kantonrechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat betrokkene deze niet had ontkend. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen, omdat de partner van betrokkene op de dag van de overtreding wel over een geldige gehandicaptenparkeerkaart beschikte, maar deze niet zichtbaar in de auto was geplaatst. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, waarbij de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de boete werd gematigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9578292 \ WM VERZ 21-1256
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van [15 februari 2022] . Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 16 november 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 21 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft ter zitting hierover verklaard dat hij van het CJIB had gehoord dat hij eerst zekerheid zou moeten stellen voordat hij beroep kon instellen. Hij heeft daarop een betalingsregeling getroffen en heeft in acht termijnen delen van de boete betaald. Hierna is hij in beroep gekomen. De kantonrechter acht goed mogelijk dat dit voor betrokkene niet geheel duidelijk is geworden, ook rekening houdend met de taalbarrière waar betrokkene mee te kampen heeft. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft de gedraging ook niet ontkend.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat gebleken is dat (de partner van) betrokkene op de dag van de gedraging wel over een geldige gehandicaptenparkeerkaart beschikte, maar dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het gebruik hiervan. Betrokkene heeft er immers niet voor gezorgd dat de kaart zichtbaar in de auto lag. De boete zal in deze omstandigheden, en op voordracht van de vertegenwoordiger van de officier van justitie, worden gematigd tot € 30,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 30,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: