In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, omdat betrokkene het beroep te laat had ingediend. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 februari 2022, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden van 4 km per uur boven de toegestane snelheid op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. Betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en had in zijn beroepschrift gronden aangevoerd. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift volgens de Algemene wet bestuursrecht zes weken bedraagt. Betrokkene had zijn beroep pas op 7 april 2021 ingediend, terwijl dit uiterlijk op 24 februari 2021 ontvangen had moeten zijn.
De kantonrechter concludeerde dat niet aannemelijk was geworden dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was. Daarom werd het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak in beroep te gaan bij het tribunal d'instance de Leeuwarden.