ECLI:NL:RBNHO:2022:3205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9525510 \ WM VERZ 21-1028
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens niet afsluiten van vereiste verzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de officier van justitie niet aanwezig, maar de betrokkene was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft overwogen dat de betrokkene niet in staat was de in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) voorgeschreven zekerheid te betalen, en heeft besloten om het bedrag van de te betalen zekerheid te verlagen tot nihil. De betrokkene had het beroep te laat ingesteld, maar de kantonrechter achtte de termijnoverschrijding verschoonbaar, omdat de betrokkene later op informatie was gestuit die hem deed twijfelen aan de rechtmatigheid van de boete.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Er was twijfel of het voertuig wel of niet tot de bedrijfsvoorraad van de betrokkene behoorde. De betrokkene had contact gehad met een medewerker van het RDW, die had aangegeven dat er aan gewerkt werd om het voertuig aan de handelsvoorraad toe te voegen. Aangezien het aannemelijk was dat het een administratieve kwestie betrof en het voertuig niet onverzekerd op de weg was, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, zijn vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9525510 \ WM VERZ 21-1028
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 31 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2022. Op de zitting is geen vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is wel verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
Betrokkene heeft aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11 WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen, en heeft dit ook voldoende aannemelijk gemaakt. De kantonrechter is hierdoor van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 23 januari 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 27 augustus 2019 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft ten aanzien hiervan uitgelegd, dat hij pas later op informatie stuitte, waardoor hij er van overtuigd was dat de boete ten onrechte was opgelegd. Alhoewel de termijnoverschrijding fors te noemen is, zal – mede doordat er thans geen vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig is om hier bezwaar tegen te maken – de kantonrechter de termijnoverschrijding verschoonbaar achten. Hierdoor kan aan de inhoud van het beroepschrift worden toegekomen.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat er twijfel is ontstaan of het voertuig wel of niet tot de bedrijfsvoorraad van betrokkene toebehoorde. Als een voertuig aan de bedrijfsvoorraad toebehoort is het immers voldoende om een groene plaat te voeren, waardoor het voertuig verzekerd is. Betrokkene heeft voorts aangegeven dat hij destijds contact heeft gehad met mevrouw [naam] van het RDW, en dat zij had gezegd dat er aan gewerkt werd om het voertuig aan de handelsvoorraad toe te voegen, maar dat er wat vertraging was ontstaan en dat dit even kon duren. Nu aannemelijk is, dat het een administratieve kwestie betreft en het voertuig niet daadwerkelijk onverzekerd op de weg zal zijn geweest (want dan gingen er immers groene platen op) staat de gedraging niet vasts, en is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: