ECLI:NL:RBNHO:2022:3204
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen administratieve sanctie en zekerheidstelling in verkeersvoorschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Haarlem, op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen en daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 31 januari 2022 was er geen vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij niet in staat is de in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) voorgeschreven zekerheid te betalen. De kantonrechter heeft de betrokkene de gelegenheid gegeven om zijn situatie nader te motiveren, maar de betrokkene is niet verschenen op de zitting.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene geen inkomensgegevens heeft verstrekt en niet is verschenen om een toelichting te geven. Hierdoor was er volgens de kantonrechter geen grond om de zekerheidstelling te verlagen. De kantonrechter heeft de betrokkene nogmaals in de gelegenheid gesteld om de zekerheid te betalen, met een bedrag van € 234,00 dat binnen vier weken na verzending van de uitspraak op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau moet worden bijgeschreven. Indien de betrokkene niet aan deze verplichting voldoet, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, wat betekent dat de kantonrechter het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. De betrokkene is nogmaals gewezen op de noodzaak om de zekerheid te betalen om verdere gevolgen te voorkomen.