ECLI:NL:RBNHO:2022:3198
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen administratieve sanctie en zekerheidstelling in verkeersvoorschriften
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan op 31 januari 2022 in een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 31 januari 2022 is er geen vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene heeft aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11 WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen. Hoewel betrokkene een bedrag van € 42,33 heeft betaald, was dit niet voldoende, aangezien de minimale zekerheid € 234,00 bedroeg (bestaande uit een initiële boete van € 225,00 en € 9,00 aan administratiekosten).
De kantonrechter heeft betrokkene de gelegenheid gegeven om op de zitting nader te motiveren waarom hij niet in staat is de volledige zekerheid te betalen. Betrokkene is echter niet op de zitting verschenen en heeft geen inkomensgegevens verstrekt. Hierdoor heeft de kantonrechter geconcludeerd dat er geen grond is om de zekerheidstelling te verlagen. Betrokkene is nogmaals in de gelegenheid gesteld om het resterende bedrag van € 191,67 binnen vier weken na verzending van de uitspraak te betalen. Indien betrokkene niet aan deze verplichting voldoet, zal de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet kan plaatsvinden.