ECLI:NL:RBNHO:2022:3191

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9523189 \ WM VERZ 21-1004
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boetes voor onverzekerd houden van meerdere voertuigen door een bedrijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het onverzekerd houden van meerdere voertuigen. Betrokkene, vertegenwoordigd door een statutair directeur, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij geen vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was.

Betrokkene had acht boetes ontvangen voor dezelfde gedraging, wat leidde tot een hoge zekerheidsstelling van ongeveer € 1.600,00. De kantonrechter heeft geconstateerd dat betrokkene in een moeilijke financiële situatie verkeerde en heeft besloten de te betalen zekerheid te verlagen tot nihil. Ondanks dat het beroep bij de officier van justitie te laat was ingediend, heeft de kantonrechter de termijnoverschrijding meegewogen in de beoordeling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, terecht was, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van betrokkene. De boetes zijn gematigd tot € 200,00 per boete, gezien de nalatigheid van de verzekeraar die verantwoordelijk was voor het toezicht op de verzekeringen van de voertuigen. De uitspraak is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9523189 \ WM VERZ 21-1004
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 31 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2022. Op de zitting is geen vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is [vertegenwoordiger] , statutair directeur, verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11 WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen, doordat er acht boetes voor dezelfde gedraging tegelijk zijn opgelegd voor acht aparte voertuigen. Dit heeft tot gevolg dat betrokkene bij elkaar zo’n € 1.600,00 aan zekerheidsstelling had moeten voldoen. Betrokkene heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat dit een zeer grote kostenpost is na een lange periode waarin het al zeer moeilijk is om een onderneming gezond te houden. De kantonrechter is hierdoor van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 27 januari 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 5 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft ten aanzien hiervan uitgelegd, dat hij in korte tijd meerdere boetes ontving, en daarom hulp heeft gezocht om dit uit te zoeken en hier bezwaar tegen te maken. De persoon die betrokkene heeft ingeschakeld is geen jurist. Betrokkene heeft aangegeven dat hij, samen met de adviseur, naar beste vermogen geprobeerd om deze zaken goed op te pakken.
Buiten dit kader heeft betrokkene aangevoerd dat het hem leek alsof de hele aanpak van het CVOM erop gericht was tegenstand zo moeilijk mogelijk te maken. Zo waren vijf van de zes zaken die op deze zitting aan de kantonrechter voorliggen aanvankelijk aan de kantonrechter te Zwolle voorgelegd. Het heeft best wat voeten in de aarde gehad, om de zaken bij de kantonrechter te Haarlem te krijgen. Betrokkene kan zich goed voorstellen dat veel burgers afhaken als het allemaal zo ingewikkeld wordt, en de boetes gewoon maar betalen om er van af te zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de toezending van de vijf zaken aan de kantonrechter te Zwolle slordig te noemen is. Alhoewel deze misvatting van het CVOM niet de oorzaak kan zijn van de omstandigheid dat het beroepschrift aan de officier van justitie te laat is ingediend, is de kantonrechter van oordeel dat dit wel meegewogen moet worden bij de beoordeling of de termijnoverschrijding van 22 dagen aan betrokkene tegengeworpen moet worden. De kantonrechter beslist, alles overwegende, dat over de termijnoverschrijding heen gestapt zal worden.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft de gedraging ook niet ontkend. De boete is aldus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. De wet schrijft voor dat, als voor een voertuig geen verzekering is afgesloten, er een boete van € 400,00 mag worden opgelegd. Er was één verzekeringsmaatschappij betrokken bij de voertuigen, en die heeft het voor alle acht voertuigen niet goed in de gaten gehouden. Betrokkene heeft naar aanleiding hiervan ook een andere tussenpersoon gezocht, zodat dit niet meer kan gebeuren. Het is de kantonrechter voldoende duidelijk dat deze ‘fout’ enorme financiële gevolgen heeft. Alhoewel de boetes aldus rechtmatig zijn opgelegd, zal de kantonrechter in dit geval de boetes die heden aan de kantonrechter voorliggen matigen tot de helft, zijnde € 200,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 200,00 (met handhaving van de administratiekosten).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: