ECLI:NL:RBNHO:2022:3184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9641255 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens ondeugdelijke verlichting van een voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het rijden met een voertuig waarvan de dimlichten niet aan de wettelijke eisen voldeden. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde het standpunt dat de boete terecht was opgelegd.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden met een voertuig waarvan het linker dimlicht kapot was. De kantonrechter overwoog dat het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om ervoor te zorgen dat zijn voertuig te allen tijde voldoet aan de gestelde eisen. Het is niet vereist dat de bestuurder zich bewust is van de ondeugdelijke werking van de verlichting. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant discretionaire bevoegdheid heeft om een boete op te leggen en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen of achterwege te laten. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders voor de staat van hun voertuig en bevestigt dat een boete kan worden opgelegd, ongeacht de bewustheid van de bestuurder over eventuele defecten. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9641255 \ WM VERZ 22-51
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2022. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijk standpunt ingenomen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft aangegeven het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de dimlichten niet aan de eisen voldoen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 5.2.51 jº 5.2.56 van de Regeling voertuigen, waarin is bepaald dat personenauto’s moeten zijn voorzien van twee dimlichten en dat deze goed moeten zijn afgesteld.
Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat hij heeft geconstateerd dat het linker dimlicht kapot was. Dit wordt door de betrokkene ook niet ontkend. Hierdoor is niet voldaan aan de hiervoor genoemde permanente voertuigvereisten en kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
Voorop staat dat een bestuurder er verantwoordelijk voor is dat zijn voertuig te allen tijde voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer door een defect aan het voertuig geen richting of remlicht kan worden aangegeven, kan aan de bestuurder een sanctie worden opgelegd als met het voertuig wordt gereden. Bij het constateren van een dergelijk defect tijdens het rijden, moet het voertuig op de eerstvolgende (veilige) plek tot stilstand worden gebracht en het defect worden hersteld.
Niet is vereist dat de bestuurder zich bewust is van de ondeugdelijke werking van de verlichting en/of dat hij, voorafgaand aan het rijden met het voertuig of de aanhangwagen, heeft nagelaten de goede werking van de verlichting te controleren. Voor de opvatting dat de verbalisant hier had moeten volstaan met een waarschuwing is derhalve geen plaats. Ook als zou worden aangenomen dat de verbalisant de betrokkene niet de mogelijkheid heeft geboden om het gebleken defect te herstellen alvorens de boete op te leggen, levert dat niet een omstandigheid op die tot het achterwege laten of matigen van de boete moet leiden. Het is de discretionaire bevoegdheid van de verbalisant om in concrete gevallen naar aanleiding van een gebleken gedraging een boete op te leggen of daarvan af te zien. Dat in andere gevallen wellicht zou worden volstaan met een waarschuwing, of alvorens een boete op te leggen de mogelijkheid zou worden geboden het lampje te vervangen, betekent niet dat de betrokkene in dit geval, waarin vaststaat dat de gedraging is verricht, van een boete gevrijwaard zou moeten blijven. Derhalve ziet de kantonrechter geen aanleiding voor het oordeel dat een boete hier achterwege moet blijven of op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: