ECLI:NL:RBNHO:2022:3176

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9455217 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor ontbreken fietsverlichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De betrokkene was niet verschenen op de zitting, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijk standpunt had ingenomen. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het niet voeren van zichtbaar licht aan de voor- en achterzijde van de fiets tijdens de nachtelijke uren. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, ook al had de betrokkene eerder een waarschuwing gekregen voor een soortgelijke overtreding. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen reden was om de boete te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9455217 \ WM VERZ 21-492
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2022. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijk standpunt ingenomen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: geen voortdurend zichtbaar wit/geel licht a.d. voorzijde en/of zichtbaar rood licht a.d. achterzijde van fiets voeren.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: De fiets(er) voerde op een tijdstip welke was gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang aan de achterzijde geen licht. (…) Tijdens de fietsverlichting controle hebben wij de betrokkene staande gehouden. Haar fietsverlichting aan de achterzijde deed het ten tijde van de controle niet. Hierop gaf de betrokkene aan net te zijn gecontroleerd door collega’s en dat toen alles in orde was. Ik, verbalisant, wilde controleren of mevrouw echt al was gecontroleerd, omdat ik haar manier van communiceren bijzonder vond. In eerste instantie gaven collega’s aan de betrokkene niet te hebben gecontroleerd. Naderhand was er een communicatiefout en was de betrokkene wel al gecontroleerd. Betrokkene liet duidelijk merken dat zij het niet eens was met de bekeuring. Tijdens de aanzegging van de bekeuring gaf de betrokkene aan dat haar achterlicht vaker het ineens niet meer deed. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Dat betrokkene eerder een waarschuwing had gekregen voor rijden zonder achterlicht, maakt niet dat er bij een tweede controle geen boete mag worden opgelegd. Dat er door de verbalisant zou zijn gezegd dat dit niet zou worden beboet, is niet komen vast te staan De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: