Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De zaak in het kort
2.Het procesverloop
3.De feiten
- de huurprijs
- de vergoeding in verband met de levering van elektriciteit, gas en water voor het
- de huurprijs € 720,00
- het voorschot op de vergoeding in verband met de levering van
Bijvoegsel bij de huurovereenkomst [adres 2] van 05-01-2019”, ondertekend. Daarin staat:
Bijvoegsel bij de huurovereenkomst [adres 2] van 05-01-2019”, ondertekend. Daarin staat:
- Er zijn tegels in de badkamer gebarsten. Er loopt een flinke scheur doorheen. Er is sprake van zware houtrot en vocht. Als het regent, komt er hemelwater doorheen;
- Nare etensluchten van beneden komen in het gehuurde (…);
- Traptrees vanaf het binnenhofje naar boven zitten los. Je kan erdoorheen zakken;
- Raamkozijnen waren kapot. Als gevolg waarvan cliënte zeer waarschijnlijk hogere stookkosten heeft gemaakt. Inmiddels heeft u de raamkozijnen gemaakt. Waarna u meteen de huur verhoogd heeft met € 30,-.
- Het keukenblok valt uit elkaar als gevolg van de ellendige toestand. U had cliënte toegezegd dat het nieuwe keukenblok half december 2020 geplaatst zou worden. Op 19 januari 2021 zond cliënte te dien aanzien een rappel;
- Elektrische leidingen zijn kapot, de vonken sprongen en springen uit het stopcontact in de keuken en uit het plafond, zo liet cliënte u al in november 2020 weten. Persoonlijke elektrische eigendommen van cliënte gaan daardoor kapot. (…);
- Er is teveel overlast van de uitbaters beneden. In bijvoorbeeld november 2020 en nu nog steeds werd cliënte haar uitgang gebruikt als een opslagplaats van allerlei bakken/ kratten. (…)”
4.De vordering
5.Het verweer en de tegenvordering
6.De beoordeling
voorschotbedragen. Dat alleen al impliceert dat het bedrag naar boven en naar beneden kan worden bijgesteld. Het is daarbij ook in het belang van een huurder dat het voorschot is gebaseerd op de werkelijke kosten, zodat de huurder niet wordt verrast door een (mogelijk forse) naheffing. De gegevens van het Nibud betreffen landelijke gemiddelden en dus niet de werkelijke kosten waarop het voorschot kan worden gebaseerd. Daar komt nog bij dat [eiser] ter zitting onweersproken heeft verklaard dat [gedaagde] in de periode van 19 november 2021 tot 14 januari 2022 36 m3 water, 406 m3 gas en 469 kWh elektra heeft verbruikt en dat dit 40% meer water, 44% meer gas en 26% meer kWh is dan het door [gedaagde] op basis van de gemiddelden van het Nibud berekende jaarverbruik.
7.De beslissing
dagvaarding € 119,21
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 1.119,00 ;