Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
- in mei 2018: € 800,-
- in mei 2019: € 800,-
- in mei 2020: € 600,-
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
€ 124,-(1,0 punten x tarief )
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door K.W.A. van der Meer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot huurbetalingen voor een perceel grond in Limmen. Eiser heeft de grond tot 1 september 2021 in gebruik gehad van de gemeente Castricum en heeft gedaagde eerder toestemming gegeven om de grond te gebruiken voor hobbymatige teelt. Eiser vordert een bedrag van € 1.189,72, vermeerderd met wettelijke rente, omdat gedaagde naar zijn mening niet alle huurtermijnen heeft voldaan. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij alle huurtermijnen heeft betaald en dat er geen betalingsverplichting meer bestaat omdat hij de grond direct van de gemeente in gebruik had na de opzegging van het gebruik door eiser.
Tijdens de zitting op 10 maart 2022 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurperioden van 1 september tot 31 augustus lopen en dat gedaagde over de laatste huurperiode geen betaling heeft gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde € 1.000,- aan huur verschuldigd is, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van eiser is grotendeels toegewezen, met uitzondering van de overige vorderingen die zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, die in het ongelijk is gesteld.