Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het gezamenlijk verzoek
€ 7.500 per dag redelijk is en valt binnen de bandbreedte dat de vergoeding niet te hoog is maar niet te laag voor de specifieke diensten van de beroepsbeoefenaar. Daarbij wordt erop gewezen dat de cosmetische geneeskunde plaatsvindt in een daadwerkelijke marktomgeving (zonder tarief regulering) en anders is dan de ‘reguliere’ geneeskunde die wordt uitgeoefend door beroepsbeoefenaars zoals bedoeld in de Gedragscode en waar wel tariefregulering geldt door de Nederlandse Zorgautoriteit.
4.De beoordeling
1. In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.
Krachtens dit artikel hebben partijen de mogelijkheid om (al dan niet gezamenlijk) hun geschil voor te leggen aan de kantonrechter van hun keuze. Het betreft een vorm van (omgekeerde) prorogatie (vergelijk art. 329 voor prorogatie bij het gerechtshof). Deze keuzemogelijkheid ziet op zaken die anders zouden worden behandeld en beslist door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank. […] De mogelijkheid van prorogatie is beperkt tot zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan. [2] ”
.Ook om die reden is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek van partijen zich niet leent voor beoordeling in het kader van artikel 96 Rv. Dat artikel dient naar zijn bedoeling en strekking betrekking te hebben op een civiel geschil. Het gaat immers om een bepaling in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor het beantwoorden van een mogelijk bestuursrechtelijk vraag is artikel 96 Rv dan ook niet de aangewezen weg. De kantonrechter acht zich daarvoor niet bevoegd.