ECLI:NL:RBNHO:2022:3073

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
22-53
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ongeldig verklaring rijbewijs na niet-naleving cursus alcohol en verkeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat haar rijbewijs ongeldig verklaard was per 16 december 2021. Dit besluit was genomen omdat verzoekster niet volledig had deelgenomen aan een verplichte cursus over alcohol en verkeer, na twee eerdere aanhoudingen wegens rijden onder invloed. Verzoekster had op de derde cursusdag niet deelgenomen omdat zij de datum verkeerd in haar agenda had genoteerd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit behandeld en vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang had, maar dat haar bezwaar geen redelijke kans van slagen had. Desondanks heeft de voorzieningenrechter besloten het bestreden besluit te schorsen, omdat verzoekster inmiddels had aangetoond dat zij zich bewust was van de gevolgen van haar gedrag en zich opnieuw had ingeschreven voor de cursus. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster zelf verantwoordelijk is voor het volledig afronden van de cursus en dat de schorsing geldt tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/53

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en
de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoekster ongeldig verklaard per 16 december 2021.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 januari 2022 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, zonder haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vooraf
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1
Bij besluit van 12 januari 2021 heeft verweerder verzoekster laten weten dat zij mee moet werken aan een cursus over alcohol en verkeer [1] . De reden daarvoor is dat verzoekster binnen een periode van vijf jaar 2 x is aangehouden met teveel alcohol op. Op
8 februari 2019 was het meetresultaat 600 ugl en op 1 november 2020 510 ugl.
2.2
Verweerder heeft op 22 september 2021 schriftelijk aan verzoekster laten weten dat zij op de volgende data en tijdstippen wordt verwacht voor de cursus:
- Woensdag 17 november 2021, begintijd 09:00 uur
- Woensdag 24 november 2021, begintijd 09:00 uur
- Woensdag 1 december 2021, begintijd 09:00 uur
- Woensdag 22 december 2021, begintijd 13:15 uur.
Daarbij is aan verzoekster medegedeeld dat de cursus bestaat uit een hele dag, twee dagdelen en een afrondend gesprek van ongeveer een uur.
2.3
Verzoekster heeft niet aan de volledige cursus meegedaan. Op 1 december 2021 was zij niet aanwezig bij de cursus zonder geldige reden. Daarom heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2.4
Verzoekster heeft haar rijbewijs daarna ingeleverd bij verweerder, bezwaar gemaakt en zich opnieuw aangemeld voor de cursus. Verweerder heeft de ontvangst van het bezwaar bevestigd op 22 december 2021. Daarbij geeft verweerder aan dat hij binnen 12 weken op het bezwaar beslist, met eventuele verlenging van die termijn.
Wat vraagt verzoekster in de voorlopige voorziening?
3. Verzoekster vraagt in deze procedure om schorsing van het bestreden besluit, totdat onherroepelijk op het bezwaar is beslist. Aan dit verzoek ligt – samengevat – het volgende ten grondslag.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij alle medewerking heeft getoond in het volgen en voltooien van de cursus. Op twee van de drie cursusdagen was verzoekster aanwezig. Op de derde – en daarmee de laatste – cursusdag was verzoekster er niet, in verband met een klein foutje. Verzoekster had een verkeerde datum in haar agenda gezet. Daardoor was zij een dag later op de locatie om de cursus te voltooien. Het was niet haar bedoeling om de laatste dag te missen. Zij is fulltime ondernemer en heeft door drukte in haar leven een verkeerde datum genoteerd.
Verzoekster kan niet 12 weken zonder haar rijbewijs. Zij zou dan tijdens de beslisperiode geen inkomen hebben. Zij werkt nu een half jaar in de [sector] en een rijbewijs is onmisbaar voor de uitvoering van de werkzaamheden. Het besluit leidt er ook toe dat verzoekster niet meer haar rijlessen voor een CE-rijbewijs kan volgen.
Verzoekster wordt onevenredig hard in haar belangen geschaad. Haar belang weegt veel zwaarder dan dat van verweerder. Verzoekster is slachtoffer van haar goede bedoelingen.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Verweerder betoogt dat de reden die verzoekster opgeeft voor het niet verschijnen op de derde cursusdag, geen geldige reden is. Alle afspraken waren op woensdag gepland. Verzoekster is zelf verantwoordelijk voor het nakomen van haar afspraken. Doordat verzoekster niet verscheen op de derde cursusdag, heeft zij niet de vereiste medewerking verleend. Verweerder moest daarom in het belang van de verkeerveiligheid haar rijbewijs ongeldig verklaren.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5.1
Het eerste aspect dat moet worden beoordeeld is of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de voorziening die zij vraagt. In aanvulling op wat zij daarover in haar verzoekschrift heeft opgenomen, heeft verzoekster hierover op de zitting – verkort weergeven – het volgende verklaard: Als gevolg van de corona-pandemie raakte verzoekster haar baan als [functie] in de horeca kwijt. Zij is daarna een eigen [bedrijf] gestart, waarbij zij zelf rijdt en soms mensen inhuurt. Zij kan nu zelf niet rijden en zij kan het zich niet veroorloven om elke dag anderen in te huren. Verzoekster stelt dat zij geen inkomsten heeft en zowel haar huis als haar bedrijf dreigt te verliezen. Zij heeft ook verklaard dat zij geen recht op een uitkering of andere regeling heeft. Volgens verzoekster heeft zij tot ongeveer een maand geleden zo goed en zo kwaad als het ging allerlei bedragen betaald, maar staat nu de huur al een maand open en lopen de schulden op.
De voorzieningenrechter constateert dat verzoekster haar betoog niet heeft onderbouwd met stukken waaruit bijvoorbeeld de openstaande huur blijkt, maar tegelijkertijd is er op dit moment geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van verzoekster. Daarom neemt de voorzieningenrechter aan dat verzoekster een spoedeisend belang heeft.
5.2
De tweede vraag die beoordeeld moet worden is of het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Daarvoor is relevant dat het bestreden besluit onder meer is gebaseerd op artikel 132 van de Wegenverkeerswet 1994. Uit het eerste lid van dat artikel volgt dat – in dit geval verzoekster – verplicht is om mee te werken aan de educatieve maatregel. In het tweede lid van dat artikel staat dat verweerder het rijbewijs ongeldig moet verklaren als er niet wordt meegewerkt.
Het bestreden besluit is ook gebaseerd op de Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 (de Regeling). In artikel 9, aanhef en onderdeel c, van de Regeling is bepaald dat iemand niet de vereiste medewerking verleent aan de educatieve maatregel als hij zonder opgave van een geldige reden van verhindering niet meewerkt aan de maatregel.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de omstandigheid dat verzoekster op de derde cursusdag afwezig was omdat zij de datum verkeerd in haar agenda had genoteerd, geen geldige reden van verhindering is. Het is aan verzoekster om ervoor te zorgen dat zij de afspraken goed in haar agenda zet. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij haar. De gevolgen van het verkeerd noteren, kunnen niet worden afgewenteld op verweerder.
Op grond hiervan is de voorlopige conclusie dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
5.3.
Tot slot moet nog beoordeeld worden of een belangenafweging toch tot het treffen van een voorlopige voorziening zou moeten leiden. Bij deze belangenafweging spelen de volgende factoren een rol:
- Verzoekster heeft aannemelijk gemaakt dat zij zich nu zeer bewust is van wat alcohol doet met de rijvaardigheid en welke gevolgen dat kan hebben. Met andere woorden, de twee cursusdagen die zij tot nu toe wel gevolgd heeft, lijken al effect te hebben gehad.
- Verzoekster heeft zich opnieuw ingeschreven voor de cursus en heeft ondanks haar slechte financiële positie de keuze gemaakt om de kosten daarvan te voldoen. Verzoekster is er goed van doordrongen wat de gevolgen zijn voor haar rijbewijs als zij (weer) de cursus niet afrondt. De verklaring van verzoekster dat zij de nieuwe cursus wel volledig gaat volgen, komt vooralsnog geloofwaardig over. De voorzieningenrechter wijst daarbij op de verklaring van verzoekster op de zitting, over de gevolgen voor haar van het feit dat zij nu geen rijbewijs heeft en daardoor inkomen misloopt.
- De laatste cursusdag staat nu gepland voor donderdag 10 maart 2022. Verweerder heeft op zitting verklaard dat verzoekster na goede afloop daarvan binnen 1 tot 2 weken weer haar rijbewijs kan hebben. Dat betekent dat verzoekster uiterlijk eind maart 2022 haar rijbewijs terug kan hebben, ervan uitgaande dat zij deze keer de cursus wel helemaal afrondt. De beslissing op bezwaar zal vermoedelijk ook in die periode genomen worden, uitgaande van het bericht van verweerder dat daarvoor ongeveer een termijn van 12 weken staat. Omdat zij dan toch haar rijbewijs weer terug kan hebben, is in deze voorlopige voorziening de kans van slagen van het bezwaar minder relevant.
5.4
Op grond van deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter reden om een voorziening te treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst. Daarbij benadrukt de voorzieningenrechter wel dat verzoekster er zelf voor verantwoordelijk is om de nieuwe cursus volledig af te ronden en daarna ervoor zorgt dat zij haar rijbewijs houdt. Deze keer heeft verzoekster de voorzieningenrechter kunnen overtuigen, maar dat betekent niet dat dit een volgende keer weer lukt.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1.0 punt op (voor het indienen van het verzoekschrift). Dat punt heeft een waarde van € 759,00 bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt daarom
€ 759,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit met ingang van heden tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit besluit is gebaseerd op artikel 131 Wegenverkeerswet 1994 in combinatie met artikel 11, eerste lid, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011.