Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[handelsnaam]
[handelsnaam 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) U heeft cliënt in gebreke gesteld. (…)
(…) Ondanks onze eerdere ingebrekestelling hebben wij nog geen betaling ontvangen. (…)”
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], wegens huurachterstand. De partijen hebben een huurovereenkomst gesloten voor een bedrijfsruimte, met een huurprijs van € 1.500,00 per maand en een waarborgsom van € 3.000,00. Eiser stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de huur voor de maanden juli tot en met november 2021, wat heeft geleid tot een totale vordering van € 9.521,51, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
Gedaagde betwist de vordering en beroept zich op verrekening, stellende dat hij eerder een bedrag van € 11.250,00 contant aan eiser heeft betaald, waarvan een deel betrekking zou hebben op de huur en borg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat de vordering van eiser voor toewijzing vatbaar is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de huurtermijnen moet betalen en heeft de vordering van eiser toegewezen, met inbegrip van de wettelijke handelsrente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van gedaagde gesteld, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef op 30 maart 2022.