ECLI:NL:RBNHO:2022:3070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9511640 \ CV EXPL 21-7237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht in een geschil tussen een reiziger en een luchtvaartmaatschappij

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door Aliter Melius B.V., en de gedaagde, ELAL Israel Airlines Ltd. De eiser heeft een vordering ingesteld na geweigerd te zijn voor een vlucht van Tel Aviv naar Amsterdam-Schiphol op 29 augustus 2021. De eiser stelt dat de weigering onrechtmatig was, omdat hij voldeed aan de door de Israëlische overheid vereiste documentatie voor de vlucht. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 30 maart 2022 vastgesteld dat de zaak internationale aspecten heeft, gezien de vestigingsplaats van de gedaagde in Israël. De rechter heeft eerst de rechtsmacht beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de statutaire zetel van El Al in Tel Aviv ligt en er geen aanwijzingen zijn dat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het toepasselijke recht, waarbij de eiser een onrechtmatige daad aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechter heeft de eiser de gelegenheid gegeven om te reageren op de overwegingen van de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9511640 \ CV EXPL 21-7237
Uitspraakdatum: 30 maart 2022
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Aliter Melius B.V.
tegen
ELAL Israel Airlines Ltd.
gevestigd te Tel Aviv (Israël), kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aan de Vertrekpassage 1-212 (1118 AP)
gedaagde
verder te noemen: El Al
gemachtigde: mr. A. van Reek

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2021 een vordering, en tevens een incidentele vordering ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen El Al, ingesteld. El Al is (destijds) niet verschenen in de procedure, en heeft evenmin anderszins gereageerd.
1.2.
Op grond van artikel 121 Rv moet de rechter, als de gedaagde niet in het geding verschijnt, ambtshalve toetsen of de dagvaarding niet aan een gebrek lijdt dat nietigheid meebrengt. Aangezien in de dagvaarding niet was aangegeven dat ter onderbouwing van het adres van El Al een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de dagvaarding was gevoegd en het niet zonder meer voor de hand liggend is dat een Israëlische luchtvaartmaatschappij kantoorhoudend is op Schiphol, heeft de kantonrechter kort op internet gezocht. Daarbij bleek dat in elk geval de vrachtvervoertak van El Al sinds 2008 niet meer een vestiging op Schiphol had, maar naar Luik was verplaatst. De kantonrechter zag daarin (ambtshalve) aanleiding om de zaak bij tussenvonnis van 10 november 2021 te verwijzen naar de rol van 8 december 2021 voor akte uitlating aan de zijde van [eiser] . [eiser] is in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op de vraag of de dagvaarding juist is betekend aan El Al.
1.3.
[eiser] heeft op 16 november 2021 een akte genomen.
1.4.
El Al heeft zich op 1 december 2021 gesteld in de procedure.
1.5.
Bij e-mail van 15 december 2021 heeft [eiser] de incidentele vordering ingetrokken.
1.6.
El Al heeft vervolgens op 29 december 2021 schriftelijk gereageerd. [eiser] heeft hierop voor de rol van 2 februari 2022 schriftelijk gereageerd, waarna El Al voor de rol van 2 maart 2022 een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan hij door El Al zou worden vervoerd van Tel Aviv naar Amsterdam-Schiphol Airport op 29 augustus 2021, hierna: de vlucht.
2.2.
De Israëlische overheid heeft in verband met de coronamaatregelen meerdere documenten verplicht gesteld om gedurende de coronapandemie van en naar Israël te kunnen reizen. Deze documenten betreffen onder andere: een geldig paspoort, een Corona vaccinatie bewijs, een negatieve PCR test, een positieve serologische test en een brief van het Israëlische ministerie van Volksgezondheid, waarin het Ministerie verklaart dat geen sprake meer is van een quarantaineplicht.
2.3.
[eiser] heeft op de luchthaven van Tel Aviv zijn boarding pass voor de vlucht overhandigd gekregen. Vervolgens is [eiser] alsnog geweigerd voor de vlucht.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter El Al, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van € 795,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021 en de proceskosten, waaronder ook begrepen de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat El Al onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld door hem te weigeren op de vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport. El Al is dan ook aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade, een nieuw vliegticket ter hoogte van € 713,14 en tweemaal taxikosten ter hoogte van totaal € 82,00. [eiser] heeft El Al op 29 september 2021 in gebreke gesteld, vanaf deze datum is El Al dan ook de wettelijke rente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
El Al betwist de vordering. Op haar verweer wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Door de vestigingsplaats van El Al heeft deze zaak internationale aspecten. De kantonrechter dient derhalve eerst te beoordelen of hem rechtsmacht toekomt, en zo ja, welk recht van toepassing is.
Rechtsmacht
5.2.
Ingevolge artikel 6 van de verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), dient de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Ingevolge artikel 2 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. De woonplaats van een rechtspersoon is ingevolge artikel 1:10 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) daar waar hij zijn statutaire zetel heeft. Vast staat dat de statutaire zetel van El Al is gelegen in Tel Aviv (Israël), zodat zij op grond van artikel 1:10 lid 2 BW geen woonplaats heeft in Nederland als bedoeld in artikel 2 Rv. Vervolgens dient te worden beoordeeld of El Al op grond van artikel 1:14 BW mede woonplaats heeft op haar kantoor te Schiphol. Het enkele feit dat een vennootschap een filiaal houdt in een arrondissement creëert echter nog geen bevoegdheid. De onderhavige vordering moet betrekking hebben op de aangelegenheden die dit kantoor betreffen. Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is geweest. De kantonrechter kan dan ook geen bevoegdheid ontlenen op basis van voornoemde artikelen.
5.3.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat El Al onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld door hem, op grond van de door de Israëlische overheid verplicht gestelde documentatie, te weigeren op de vlucht van Tel Aviv naar Amsterdam-Schiphol Airport.
5.4.
Op grond van artikel 6 aanhef en onder e Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of kan voordoen. Gelet op hetgeen door partijen in het geschil is gebracht ontbreken vooralsnog aanwijzingen dat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. De kantonrechter zal partijen nog in de gelegenheid stellen om zich hierover uit te laten.
Toepasselijk recht
5.5.
In het kader van de proceseconomie zal de kantonrechter partijen gelijktijdig in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over het toepasselijke recht.
5.6.
Volgens El Al is op grond van de op de overeenkomst van toepassing zijnde vervoersvoorwaarden Israëlisch recht van toepassing op het onderhavige geschil. De kantonrechter kan deze stelling niet volgen. [eiser] heeft immers een onrechtmatige daad aan zijn vordering ten grondslag gelegd en de vervoersvoorwaarden zien enkel op de vervoersovereenkomst. De kantonrechter ziet dan ook niet in op welke wijze de vervoersvoorwaarden van toepassing zouden kunnen zijn op het onderhavige geschil.
5.7.
Uit artikel 10:159 BW volgt dat de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2017 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: Rome II) ook op de onderhavige (internationale) geschil van toepassing is. In artikel 4 Rome II is bepaald dat inzake een onrechtmatige daad het recht van toepassing is waar de schade zich voordoet. Ten aanzien van het toepasselijke recht is derhalve eveneens van belang dat partijen zich uitlaten over waar de schade zich heeft voorgedaan.
5.8.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte uitlating aan de zijde van [eiser] . Vervolgens zal El Al nog in de gelegenheid worden gesteld om te reageren.
5.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
stelt [eiser] in de gelegenheid om voor de rol van 4 mei 2022 te reageren op hetgeen in 5.4. en 5.7. is overwogen;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter