ECLI:NL:RBNHO:2022:3061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9289490 \ CV FORM 21-4169
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TUI GROUP, TUIfly Vermarktungs GmbH. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, maar zijn vlucht werd geannuleerd als gevolg van de COVID-19-pandemie. De passagier verzocht om compensatie van de vervoerder, die weigerde de ticketprijs van € 1.148,94 te vergoeden. De passagier baseerde zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij annuleringen en vertragingen van vluchten.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder op grond van artikel 8 van de Verordening verplicht was om de ticketprijs terug te betalen. De vervoerder had aangevoerd dat de ticketprijs op 11 juni 2020 was terugbetaald, maar de passagier betwistte dit en stelde dat de terugbetaling niet was ontvangen door een fout van de vervoerder. De kantonrechter oordeelde dat de passagier voldoende bewijs had geleverd dat hij geen terugbetaling had ontvangen en dat de vervoerder daarom gehouden was om de ticketprijs te restitueren.

Daarnaast werd de passagier ook vergoed voor buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter wees het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de proceskosten toe, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van in totaal € 1.321,28 aan de passagier, vermeerderd met de wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9289490 \ CV FORM 21-4169
Uitspraakdatum: 30 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mw. A. Shir-Jahani (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.)
tegen
TUI GROUP, TUIfly Vermarktungs GmbH
statutair gevestigd te Hannover (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Brinkmann (Rechtsanwälte Pesch & Kauffmann)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 14 juni 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 22 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren.
2.2.
Vanwege de COVID 19-pandemie en de daaruit voortvloeiende maatregelen zijn de vluchten geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.148,94,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is tot restitutie van de ticketprijs conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vluchten van de passagier zijn geannuleerd. Op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening heeft de passagier in geval van annulering recht op volledige terugbetaling van de ticketprijzen. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen zeven dagen te voldoen. De Verordening is bedoeld om passagiers beter te beschermen tegen het handelen van luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van instapweigeringen, vertragingen en annuleringen, omdat dit voor passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak met zich mee brengt.
4.3.
De vervoerder stelt zich op het standpunt dat hij op 11 juni 2020 de ticketprijs heeft terugbetaald. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de e-mails van 14 april 2020, van 28 april 2020 (de kantonrechter begrijpt 14 april 2021 en 28 april 2021) en van 20 mei 2021. Om die reden dient het beroep ongegrond te worden verklaard, aldus de vervoerder. Door de passagier wordt dit betwist. Weliswaar heeft de vervoerder eerder gepoogd, op 11 juni 2020, het bedrag te restitueren, maar dit bedrag heeft de passagier nooit ontvangen wegens een fout aan de kant van de vervoerder, aldus de passagier. De passagier heeft hierbij aangevoerd dat hij na contact met International Card Services (ICS) te horen heeft gekregen dat ICS het bedrag van TUI Fly op 20 juli 2020 weer naar hen heeft teruggestort vanwege een fout van TUI Fly. Door deze fout kon de betaling niet worden gekoppeld aan het rekeningnummer van de passagier, aldus nog steeds de passagier. De vervoerder heeft dit verweer onvoldoende gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de passagier met de door hem overgelegde bewijsstukken dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen terugbetaling heeft ontvangen. De vervoerder is derhalve op grond van artikel 8 van de Verordening gehouden de ticketprijs ter hoogte van
€ 1.148,94 aan de passagier te restitueren.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering van de vlucht, worden toegewezen.
4.5.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. De kantonrechter zal een bedrag van € 172,34 aan buitengerechtelijke kosten toewijzen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.321,28 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.148,94 vanaf 18 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 187,00 aan salaris gemachtigde.
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open