ECLI:NL:RBNHO:2022:3044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9121280 \ CV FORM 21-2134
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een luchtvaartclaim met betrekking tot een vertraging en de toepassing van de Tsjechische faillissementswet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, České aerolinie a.s. De passagier, die woonachtig is in Tsjechië, had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam (Schiphol) naar Praag (Vaclav Airport) op 20 oktober 2019. Deze vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen, waarna de passagier verzocht om compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder voerde aan dat er een insolventieprocedure van toepassing was, waardoor de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd zou zijn om de vordering te behandelen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, op basis van artikel 7 van de Brussel I bis Verordening. Dit is in lijn met het Rehder-arrest van het Europese Hof van Justitie, dat bepaalt dat de rechter bevoegd is in het rechtsgebied van de plaats van vertrek of aankomst van het vliegtuig.

De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de Europese Insolventieverordening van toepassing is op de insolventieprocedure van de vervoerder. Echter, de kantonrechter is niet bekend met de inhoud van de Tsjechische faillissementswet en heeft besloten dat het aanstellen van een deskundige voor nader advies over deze wet niet in lijn is met de EPGV Verordening. Daarom heeft de kantonrechter de passagier niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en de proceskosten op nihil vastgesteld, aangezien de vervoerder niet bij gemachtigde was verschenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9121280 \ CV FORM 21-2134
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Tjechië)
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: ClaimCompass Ltd.
tegen
České aerolinie a.s.
gevestigd te Praag (Tjechië)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
voor wie is verschenen: M. Vavera

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 10 februari 2021;
  • het aangepaste vorderingsformulier, ingekomen ter griffie op 24 juni 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 augustus 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam (Schiphol Airport) naar (Vaclav Airport) Praag op 20 oktober 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 250,00 en de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.4.
De vervoerder voert aan dat vanaf 10 maart 2021 een insolventieprocedure van toepassing is op de vervoerder. De rechtbank Noord-Holland is dan ook niet bevoegd om kennis te nemen van de vordering, nu de vordering had moeten worden ingediend bij de gemeentelijke rechtbank van Praag onder de volgende insolventieprocedure: MSPH 92 INS 3628/2021.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat hij op grond van artikel 7 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis) bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen. In het Rehder-arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 juli 2009 is immers bepaald dat artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) (thans artikel 7 Brussel I bis) zo moet worden uitgelegd dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, naar keuze van eiser de rechter bevoegd is in het rechtsgebied van de plaats van vertrek van het vliegtuig of de plaats van aankomst van het vliegtuig. Aangezien artikel 7 Brussel I bis geen verandering heeft beoogd ten opzichte van artikel 5 van de EEX-Verordening, dient dit artikel op gelijke wijze te worden uitgelegd. De kantonrechter is dan ook bevoegd om kennis te nemen van het geschil, omdat de vlucht is vertrokken vanaf Amsterdam-Schiphol Airport.
4.3.
De kantonrechter stelt voorts vast dat Europese Insolventieverordening (Verordening (EG) nr. 2015/848 van de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures) van toepassing is op de insolventieprocedure waar de vervoerder in verkeert nu hij vanaf 10 maart 2021 in een staat van insolventie verkeert. Op grond van artikel 7 van die Verordening worden die insolventieprocedure en de gevolgen daarvan beheerst door het Tsjechische faillissementsrecht.
4.4.
De kantonrechter overweegt in dat kader dat hij niet ambtshalve bekend is met de inhoud van de Tsjechische faillissementswet. De vraag of onder het Tsjechische recht onderhavige zaak dient te worden geschorst totdat het faillissement is afgerond moet dan ook worden beantwoord door nader advies in te winnen bij een deskundige. Met de EPGV Verordening is echter een vereenvoudigde en snelle schriftelijke procedure gecreëerd. Het aanstellen van een deskundige voor het inwinnen van nader advies met betrekking tot de Tsjechische faillissementswet met de daarbij komende kosten en vervolgens wellicht het schorsen van de procedure, gaat de strekking van de EPGV Verordening te buiten. De kantonrechter zal hier dan ook niet toe overgaan. De kantonrechter zal de passagier dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard. De proceskosten worden echter vastgesteld op nihil nu niet is gebleken dat de vervoerder bij gemachtigde is verschenen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in het verzoek;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open