ECLI:NL:RBNHO:2022:3036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
8454196 \ CV EXPL 20-3373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in luchtvaartclaim met betrekking tot compensatie en proceskosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er sprake van een verzet tegen een verstekvonnis in een luchtvaartclaim. De zaak betreft de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V., die in verzet is gegaan tegen de passagiers, die beiden in Bulgarije wonen. De kantonrechter heeft op 6 april 2022 uitspraak gedaan na een procesverloop dat begon met een tussenvonnis op 8 december 2021, waarin werd bepaald dat er een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Echter, op verzoek van beide partijen is besloten om het vonnis zonder mondelinge behandeling te bepalen.

De vervoerder, Transavia, heeft in de conclusie van repliek in oppositie aangevoerd dat de passagiers hun vordering hebben gecedeerd aan het claimbureau AirHelp Limited en dat zij daarom niet meer vorderingsgerechtigd zijn. Daarnaast heeft Transavia gesteld dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze verweren tardief zijn, omdat de vervoerder deze niet eerder heeft ingediend, ondanks dat hij daartoe de gelegenheid had.

De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd. Transavia is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van de passagiers. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr/rolnr.: 8454196 \ CV EXPL 20-3373
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
opposante
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde: mr. M. Reevers
tegen

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Bulgarije)
geopposeerden
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof

1.Het procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 8 december 2021 is bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Voor het procesverloop tot dan toe wordt naar dat tussenvonnis verwezen.
1.2.
Naar aanleiding van een verzoek van beide partijen per e-mail van 7 maart 2022 om de mondelinge behandeling geen doorgang te laten vinden is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vervoerder heeft in de conclusie van repliek in oppositie aangevoerd dat hij ten onrechte na het indienen van een incidentele conclusie tot verwijzing en voeging niet in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk verweer te voeren in de hoofdzaak. De kantonrechter stelt echter vast dat de vervoerder een dag nádat de dagvaarding is betekend een afzonderlijke incidentele conclusie tot voeging en verwijzing heeft ingediend. De vervoerder heeft dus niet voorafgaand aan de verzetdagvaarding, noch in plaats daarvan een incidentele conclusie tot voeging en verwijzing ingediend. De vervoerder heeft er voor gekozen om in de verzetdagvaarding - net als in de incidentele conclusie - te verzoeken om verwijzing en voeging en geen inhoudelijk verweer te voeren, hoewel hij daarvoor wel de gelegenheid had. Het verzoek van de vervoerder om de conclusie van repliek in oppositie aan te merken als ‘de conclusie van antwoord’, zonodig met een aanvullende ronde voor beide partijen, zal daarom worden afgewezen.
2.2.
De vervoerder heeft bij conclusie van repliek in oppositie primair aangevoerd dat de passagiers hun vordering hebben gecedeerd aan het claimbureau AirHelp Limited en dat zij daarom niet meer vorderingsgerechtigd zijn. Subsidiair heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers geen aanspraak maken op compensatie, omdat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij deze standpunten eerst in de conclusie van repliek in oppositie heeft ingenomen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder dit niet al in de verzetdagvaarding naar voren heeft kunnen brengen, waartoe hij op grond van de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden is. Gelet hierop zijn deze verweren tardief.
2.3.
De conclusie is dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis zal worden bevestigd. De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis van 11 maart 2020 in de zaak met zaaksnummer 8268552 \ CV EXPL 20-489;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de passagiers worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van de passagiers;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
LB15A