ECLI:NL:RBNHO:2022:3036
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis in luchtvaartclaim met betrekking tot compensatie en proceskosten
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er sprake van een verzet tegen een verstekvonnis in een luchtvaartclaim. De zaak betreft de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V., die in verzet is gegaan tegen de passagiers, die beiden in Bulgarije wonen. De kantonrechter heeft op 6 april 2022 uitspraak gedaan na een procesverloop dat begon met een tussenvonnis op 8 december 2021, waarin werd bepaald dat er een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Echter, op verzoek van beide partijen is besloten om het vonnis zonder mondelinge behandeling te bepalen.
De vervoerder, Transavia, heeft in de conclusie van repliek in oppositie aangevoerd dat de passagiers hun vordering hebben gecedeerd aan het claimbureau AirHelp Limited en dat zij daarom niet meer vorderingsgerechtigd zijn. Daarnaast heeft Transavia gesteld dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze verweren tardief zijn, omdat de vervoerder deze niet eerder heeft ingediend, ondanks dat hij daartoe de gelegenheid had.
De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd. Transavia is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van de passagiers. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad.