ECLI:NL:RBNHO:2022:3035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
8861756 \ CV EXPL 20-9429
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij vertraging van een vlucht door ziekte van de piloot

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij United Airlines Inc. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Houston op 28 september 2018. De passagiers arriveerden met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming San Diego, wat hen recht zou geven op compensatie onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het plotseling ziek worden van de gezagvoerder. De kantonrechter oordeelde dat het uitvallen van de piloot door ziekte inderdaad een buitengewone omstandigheid kan zijn, vooral omdat de vlucht vanuit een buitenstation werd uitgevoerd en er geen reservepiloot beschikbaar was. De rechter concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken door een tussenstop in Boston in te plannen om de bemanning te vervangen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8861756 \ CV EXPL 20-9429
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
United Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren op 28 september 2018 van Amsterdam-Schiphol naar Houston (Verenigde Staten) met vlucht UA21 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Houston naar San Diego (Verenigde Staten).
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht naar San Diego. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan 3 uur, maar minder dan 4 uur te San Diego aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vordering aan de buitenlandse rechtspersoon AirHelp Limited (hierna: AirHelp) gecedeerd. AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben reeds eerder een identieke vordering ingesteld jegens de vervoerder. Bij vonnis van deze rechtbank van 20 mei 2020 (zaaknummer 7766094 \ CV EXPL 19-6421) zijn de passagiers niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de passagiers hun vordering aan AirHelp hadden gecedeerd en zij daarom niet vorderingsgerechtigd waren. De vervoerder heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat de passagiers in de onderhavige zaak ook niet-ontvankelijk zijn, omdat er voor passagier sub 1 geen akte van cessie is overgelegd en omdat uit de overgelegde akte van cessie voor passagier sub 2 alleen blijkt dat de passagier als cessionaris het vorderingsrecht heeft geaccepteerd, maar niet dat AirHelp het vorderingsrecht heeft gecedeerd aan passagier sub 2.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Bij de dagvaarding hebben de passagiers alleen een afschrift van het ‘re-assignment’ formulier overgelegd ten aanzien van passagier sub 2. Echter was dat formulier niet voorzien van een handtekening namens AirHelp. Bij de conclusie van repliek hebben de passagiers een afschrift van het ‘reassignment’ formulier van zowel passagier sub 1 als passagier sub 2 overgelegd, voorzien van de handtekening van zowel de passagiers als van AirHelp. Volgens de passagiers tonen de ‘re-assignment’ formulieren aan dat de passagiers (weer) beschikken over het vorderingsrecht inzake de onderhavige vordering. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers bij conclusie van repliek het door de vervoerder gevoerde verweer ten aanzien van de ontvankelijkheid gemotiveerd weerlegd en de vervoerder heeft het een en ander niet weersproken. Het nietontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt.
4.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.5.
In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat de buitengewone omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van beveiligingsproblemen en onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolg hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.6.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht met een vertraging is uitgevoerd, doordat de gezagvoerder (First Officer) onverwacht ziek is geworden, waardoor een vliegveiligheidsprobleem is ontstaan. Bij aankomst te Amsterdam constateerde de gezagvoerder dat hij vanwege ziekte niet in staat was om de onderhavige vlucht uit te voeren. Omdat Amsterdam een buitenstation van de vervoerder is, was geen reservepiloot beschikbaar om de onderhavige vlucht uit te voeren. De vlucht werd daarom met twee in plaats van drie piloten uitgevoerd. Een vervoerder mag echter vanwege de geldende werk- en rusttijden een vlucht van Amsterdam naar Houston niet uitvoeren met maar twee piloten. Daarom heeft de vervoerder besloten om een tussenstop in Boston (Verenigde Staten) te maken, om daar de cockpit- en cabinebemanning te vervangen. Volgens de vervoerder heeft hij op die manier alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat het uitvallen van een piloot door ziekte onder omstandigheden een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De passagiers hebben niet betwist dat de gezagvoerder plotseling ziek werd, noch dat de vliegveiligheid in het gedrang zou zijn gekomen indien de vlucht rechtstreeks van Amsterdam naar Houston werd uitgevoerd met slechts twee piloten. De passagiers stellen zich op het standpunt dat het regelen van voldoende personeel de verantwoordelijkheid van de vervoerder is. Het plotseling ziek worden van één van de piloten is volgens de passagiers inherent aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. De kantonrechter oordeelt echter dat gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval het acuut ziek worden van de gezagvoerder een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) oplevert. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen, in elk geval niet als dit zich voordoet op een buitenstation van de luchtvaartmaatschappij, zoals hier het geval was. Het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation zou van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers vergen en kan om die reden niet worden verlangd. Daarmee vormt het plotseling ziek worden van de gezagvoerder in dit geval een buitengewone omstandigheid.
4.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
4.9.
De vervoerder heeft toegelicht dat hij een tussenstop heeft ingepland te Boston om de vlucht alsnog zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. Daardoor is de vertraging beperkt gebleven. Het invliegen van een volledig nieuwe crew vanuit de VS om de vlucht naar Houston alsnog rechtstreeks uit te voeren, had aanzienlijk meer tijd in beslag genomen. AirHelp heeft dit niet weersproken. Daarnaast zijn de passagiers volgens de vervoerder omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht van Houston naar Las Vegas. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Vast staat echter dat de passagiers niet een dag later, maar nog op dezelfde dag als oorspronkelijk gepland, zijn aangekomen op de eindbestemming. Wellicht was er een vlucht geweest waarmee de passagiers eerder in San Diego waren aangekomen, hetgeen de passagiers wel hebben gesteld, maar niet hebben onderbouwd. Echter, ook als was komen vast te staan dat de door de passagiers genoemde vlucht eerder was aangekomen en dat er op die vlucht ook plaats was, dan wil dat niet zeggen dat de vervoerder in dit geval geen redelijk alternatief heeft aangeboden, nu er sprake was van een relatief korte vertraging (minder dan 4 uur) op de eindbestemming. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de overige verweren van de vervoerder geen bespreking meer.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter