In deze zaak heeft Flightright GMBH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt op 1 maart 2019, met een aansluitende vlucht naar Montréal. De vlucht naar Frankfurt arriveerde met een vertraging van 20 minuten, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste en met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. Flightright vorderde compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht het gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht. De kantonrechter stelde vast dat de overstaptijd in Frankfurt 50 minuten bedroeg, wat boven de minimale overstaptijd van 45 minuten ligt. De passagier had zich tijdig moeten melden voor de aansluitende vlucht, en het was niet aan de vervoerder om te onderbouwen waarom de passagier zich niet tijdig bij de gate had gemeld. De vordering van Flightright werd als onvoldoende onderbouwd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan Flightright, die ongelijk kreeg in de zaak.