ECLI:NL:RBNHO:2022:3034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9108017 \ CV EXPL 21-1979
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van vertraging bij aansluitende vlucht

In deze zaak heeft Flightright GMBH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt op 1 maart 2019, met een aansluitende vlucht naar Montréal. De vlucht naar Frankfurt arriveerde met een vertraging van 20 minuten, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste en met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. Flightright vorderde compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht het gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht. De kantonrechter stelde vast dat de overstaptijd in Frankfurt 50 minuten bedroeg, wat boven de minimale overstaptijd van 45 minuten ligt. De passagier had zich tijdig moeten melden voor de aansluitende vlucht, en het was niet aan de vervoerder om te onderbouwen waarom de passagier zich niet tijdig bij de gate had gemeld. De vordering van Flightright werd als onvoldoende onderbouwd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan Flightright, die ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9108017 \ CV EXPL 21-1979
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
Flightright GMBH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 25 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens is vonnis bepaald. Daarna heeft Flighright een ‘akte incident’ genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) op 1 maart 2019 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Frankfurt naar Montréal (Canada).
2.2.
De vlucht is met een vertraging van 20 minuten te Frankfurt aangekomen. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht. De passagier is met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vordering gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 690,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt Flightright aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De ‘akte incident’ van Flightright is ingediend nadat vonnis was bepaald. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder hiermee heeft ingestemd. De kantonrechter zal dan ook geen acht slaan op de akte. De vervoerder zal daarom niet in de gelegenheid worden gesteld op de akte te reageren.
4.3.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat de vertraging van de eerste vlucht niet betekent dat de passagier daarom de aansluitende vlucht heeft gemist. De feitelijke overstaptijd was door de vertraging van de eerste vlucht 50 minuten. De geldende minimum overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt is 45 minuten. De passagier had de overstap daarom kunnen halen. De passagier heeft zich niet tijdig gemeld voor de aansluitende vlucht. Dit komt niet voor rekening en risico van de vervoerder, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de overstaptijd in Frankfurt 50 minuten bedroeg, hetgeen boven de minimaal benodigde overstaptijd te Frankfurt zit. Van de passagier mag worden verwacht dat hij hoe dan ook, zeker met een kleine vertraging van 20 minuten, de aansluiting probeert te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeeft om zich te melden. Onduidelijk is waarom de passagier zich niet tijdig bij de gate heeft gemeld voor de aansluitende vlucht. Daarbij kan het betoog van Flightright dat het onmogelijk is om de aansluitende vlucht te halen met ‘maar 5 minuten reservetijd’ niet slagen. Immers, de passagier had de aansluitende vlucht ook kunnen halen met een overstaptijd van 45 minuten. Niet in geschil is dat dit de minimale overstaptijd te Frankfurt is. Gelet op het voorgaande staat voldoende vast dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagier niet het gevolg was van de vertraging van het eerste deel van de vlucht. Het is in deze situatie, anders dan Flightright betoogt, niet aan de vervoerder om te onderbouwen waarom de passagier zich niet tijdig voor de aansluitende vlucht bij de gate heeft gemeld. Het had juist op de weg van Flightright gelegen om te onderbouwen dat het missen van de aansluitende vlucht evengoed voor rekening en risico van de vervoerder moet komen. Dit heeft Flightright nagelaten. De suggestie dat de vervoerder de passagier ‘mogelijk’ proactief heeft omgeboekt naar een vervangende vlucht, acht de kantonrechter in dit verband onvoldoende. De vervoerder zou de passagier daarvan immers op enig moment hebben moeten informeren, zodat de passagier ervan op de hoogte was dat hij niet naar de gate van zijn oorspronkelijke aansluitende vlucht, maar naar de gate van de vervangende vlucht moest gaan. Dit heeft Flightright niet gesteld, laat staan onderbouwd. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter