ECLI:NL:RBNHO:2022:30

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
C/15/313757 / HA ZA 21-120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van demontage- en stallingskosten na schade aan klassieke auto

In deze civiele zaak vordert eiser, eigenaar van een klassieke Aston Martin V8 Volante, terugbetaling van kosten die hij heeft gemaakt na schade aan zijn auto. De schade is ontstaan op 2 juni 2017, waarna eiser de auto naar Noble House heeft gebracht voor taxatie en reparatie. Noble House heeft werkzaamheden verricht en kosten in rekening gebracht voor demontage en stallingskosten. Eiser stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de demontage en dat de stallingskosten onterecht zijn doorbelast. De rechtbank oordeelt dat de verzekeraar de kosten van de demontage al heeft vergoed aan eiser, waardoor hij geen recht heeft op terugbetaling van deze kosten. Wat betreft de stallingskosten oordeelt de rechtbank dat er een impliciete overeenkomst tot bewaarneming is ontstaan, waardoor Noble House gerechtigd was deze kosten in rekening te brengen. Eiser heeft bovendien zijn rechten verwerkt om schadevergoeding te vorderen voor de schade aan de auto, omdat hij niet tijdig heeft gereclameerd. De rechtbank wijst alle vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/313757 / HA ZA 21-120
Vonnis van 12 januari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. R.J. van de Leur te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOBLE HOUSE B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. T.J.K. van Santen te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en Noble House genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2021 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser]
  • mr. Van de Leur voornoemd
  • [betrokkene 1], directeur van Noble House
  • mr. Van Santen voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat over kosten naar aanleiding van een schade aan een klassieke auto van [eiser]. Noble House heeft de schadetaxatie uitgevoerd en daarbij de auto deels gemonteerd. Noble House heeft [eiser] kosten in rekening gebracht voor die werkzaamheden en voor het stallen van de auto. [eiser] vordert nu terugbetaling van die kosten. Volgens [eiser] heeft hij geen opdracht gegeven aan Noble House voor het (deels) demonteren van de auto, zodat hij de daarvoor door Noble House gefactureerde kosten onverschuldigd heeft betaald. Ook heeft Noble House volgens [eiser] ten onrechte stallingskosten in rekening gebracht. Noble House heeft volgens [eiser] bovendien bij de demontage (nieuwe) schade toegebracht aan zijn auto, die Noble House aan hem dient te vergoeden.
2.2.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Noble House [eiser] niets hoeft te betalen. De verzekeraar heeft de kosten van de verrichte werkzaamheden namelijk al aan [eiser] vergoed en de stallingskosten zijn niet ten onrechte betaald. Tot slot heeft [eiser] gelet op de gang van zaken zijn rechten verwerkt om betaling van de vermeende schade door Noble House te kunnen vorderen. Alle vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.

3.Feiten

3.1.
[eiser] is eigenaar van een Aston Martin V8 Volante uit 1981 (hierna: de auto). De auto is verzekerd bij [betrokkene 2] Verzekeringen (hierna: de verzekeraar).
3.2.
Op 2 juni 2017 heeft [eiser] schade gereden met de auto. Na melding van de schade bij de verzekeraar heeft [eiser] de auto naar Noble House doen brengen ten behoeve van beoordeling en taxatie van de schade. Noble House heeft de auto daartoe (deels) gedemonteerd.
3.3.
Bij e-mail van 17 oktober 2017 heeft Noble House een factuur gedateerd 17 augustus 2017 aan [eiser] gezonden en betaling gevraagd van de door haar verrichte (demontage)werkzaamheden aan de auto voor een totaalbedrag van € 6.821,13 exclusief (= € 8.253,57 inclusief) BTW. Die factuur heeft [eiser] (aanvankelijk) onbetaald gelaten.
3.4.
Bij e-mail van 23 november 2017 heeft Noble House de kosten voor reparatie van de auto begroot op een minimumbedrag van € 38.900,50 en een maximumbedrag van € 40.033,25 (waarvan € 6.821,- aan demontagewerkzaamheden), onder voorbehoud van eventuele nadere gebreken exclusief BTW. De reparatiekosten zijn nadien door de schade-expert van de verzekeraar in de schadecalculatie (voorlopig) begroot op een totaalbedrag van € 48.440,53 inclusief BTW.
3.5.
Bij e-mail van 15 december 2017 heeft Noble House aan [eiser] medegedeeld stallingskosten in rekening te zullen brengen indien hij mocht besluiten de auto bij Noble House weg te halen zonder de schade (door Noble House) te laten herstellen.
3.6.
Bij e-mail van 16 februari 2018 heeft Noble House aan [eiser] aangezegd dat met ingang van die dag stallingsgeld zou worden gerekend voor de auto. Bij e-mail van 23 februari 2018 heeft Noble House aan [eiser] medegedeeld dat de uitstaande rekening (zie hiervoor onder 3.3) en de maandelijkse stallingsnota betaald dienden te worden voordat de auto zou worden vrijgegeven. Met ingang van maart 2018 heeft Noble House stallingsnota’s aan [eiser] gezonden.
3.7.
Bij aangetekende brief van 10 augustus 2018 (herhaald bij e-mail van 30 augustus 2018) heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van Noble House [eiser] gesommeerd het openstaande bedrag van (€ 8.253,57 aan demontagekosten + € 4.776,48 aan cumulatieve stallingskosten =) € 13.030,05 te voldoen.
3.8.
Na correspondentie over en weer tussen [eiser] en Noble House in de periode van eind augustus 2017 tot en met 20 september 2018 over het wel of niet herstellen, verfraaien of verkopen van de auto, heeft [eiser] uiteindelijk besloten de reparatie van de auto niet door Noble House te laten uitvoeren.
3.9.
Bij e-mail van 21 september 2018 heeft de (voormalig) advocaat van [eiser] onder meer het volgende medegedeeld aan de rechtsbijstandsverzekeraar van Noble House:
“(…)
Onder protest van gehoudenheid daartoe zal cliënt € 13.030,05 overmaken op het bankrekening nummer van uw cliente tegen vrijgave van de Aston Martin Volante.
Onder voorbehoud van alle rechten.
(…)”
waarna [eiser] het voornoemde bedrag aan Noble House heeft betaald.
3.10.
Op 24 september 2018 heeft [eiser] de auto – deels in gedemonteerde staat – bij Noble House opgehaald. Op 25 september 2018 heeft [eiser] per e-mail aan Noble House gemeld dat een tweetal onderdelen ontbrak. Bij e-mail van 26 september 2018 heeft Noble House aan [eiser] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Loop eerst alle delen maar na en laat me weten wat de verdere plannen zijn. Dan nemen we ook het onderstaande mee in de afwikkeling. Ik heb [betrokkene 3] aangeboden om de auto te herstellen conform de goedgekeurde offerte van [betrokkene 2] Verzekeringen.
(…)”
3.11.
In november 2018 heeft [eiser] Noble House gebeld dat hij deurglas mist. [eiser] heeft twee vervolgens twee stukken raamglas opgehaald bij Noble House.
3.12.
Bij brief van 26 augustus 2019 heeft de (huidige) advocaat van [eiser] Noble House gesommeerd een bedrag van € 25.505,84 te betalen. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat [eiser] eerdergenoemde facturen onverschuldigd en onterecht heeft betaald en dat door de handelwijze en werkzaamheden van Noble House schade is ontstaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat – om voor recht te verklaren dat:
I. [eiser] geen opdracht heeft gegeven voor de door Noble House gedeclareerde werkzaamheden van € 8.253,57 en dat bedrag dus onverschuldigd aan Noble House heeft betaald;
II. Noble House de stallingskosten juridisch en feitelijk heeft doen ontstaan en [eiser] daarvoor geen opdracht heeft gegeven, zodat hij recht heeft op terugbetaling van de onterecht voldane stallingskosten van € 4.776,43;
III. Noble House schade heeft toegebracht en heeft veroorzaakt aan de auto en gehouden is tot betaling aan [eiser] van die schade voor een totaalbedrag (inclusief verzekeringspremie) van € 12.961,34.
Daarnaast vordert [eiser] (onder IV., V. en VI.) veroordeling van Noble House tot betaling van voornoemde bedragen, de kosten van de DEKRA schade-expert van € 2.178,- en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.246,36, een en ander vermeerderd met rente en (proces)kosten.
4.2.
Noble House voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De hoofdvorderingen van [eiser] hebben betrekking op drie onderdelen, te weten (1) de door Noble House gefactureerde (demontage)werkzaamheden, (2) de door Noble House in rekening gebrachte stallingskosten en (3) de volgens [eiser] door Noble House bij de demontage veroorzaakte schade, elk met een eigen grondslag. Deze onderdelen zullen hieronder achtereenvolgens worden beoordeeld.
(1) Kosten demontagewerkzaamheden
5.2.
De vordering van [eiser] ziet op (terug)betaling door Noble House aan [eiser] van de door hem onder protest betaalde kosten voor de demontagewerkzaamheden ten behoeve van de taxatie van de schade. Volgens [eiser] heeft hij deze kosten onverschuldigd betaald, omdat hij geen opdracht voor demontage heeft gegeven. De werkzaamheden zijn in opdracht van de verzekeraar verricht en dus ten onrechte bij hem in rekening gebracht, aldus [eiser]. Voor de vraag of [eiser] recht heeft op terugbetaling van deze kosten, hoeft de vraag door wie ([eiser] of de verzekeraar) opdracht is gegeven voor de demontagewerkzaamheden echter niet beantwoord te worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd verklaard dat de verzekeraar het volledige bedrag van de (voorlopige) schadecalculatie van € 48.440,53 inclusief BTW (zie 3.4) reeds aan hem heeft uitgekeerd. Naar Noble House onweersproken heeft verklaard, is in dat bedrag inbegrepen het bedrag van (€ 6.821,13 exclusief =) € 8.253,57 inclusief BTW aan demontagekosten. Omdat [eiser] door de verzekeraar (met de uitkering van de verzekering) al schadeloos is gesteld voor de door hem aan Noble House betaalde kosten voor demontagewerkzaamheden, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank reeds daarom geen recht op betaling van dit bedrag door Noble House. Iedere andere lezing zou er immers toe leiden dat [eiser] het gevorderde bedrag ten onrechte tweemaal zou kunnen incasseren. Daarmee ontvalt ook het belang bij vaststelling of dat bedrag al dan niet onverschuldigd zou zijn betaald. De vorderingen die zien op de demontagewerkzaamheden zijn daarom niet toewijsbaar.
(2) Stallingskosten
5.4.
[eiser] betoogt dat Noble House de stallingskosten ten onrechte heeft doorberekend. Deze kosten zijn vanaf 16 februari 2018 zonder de vereiste vooraankondiging aan [eiser] doorbelast, terwijl de auto op verzoek van de verzekeraar aldaar aanwezig was. Volgens [eiser] heeft Noble House de kosten ‘zowel feitelijk als juridisch’ zelf doen ontstaan.
5.5.
Noble House heeft tot haar verweer aangevoerd dat met de opdracht tot taxatie van de schade (impliciet) ook een overeenkomst tot bewaarneming is gesloten, op grond van welke overeenkomst zij kosten in rekening kan en mag brengen. Dat verweer slaagt.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat het voor taxatie van de schade aan de auto noodzakelijk was dat de auto bij Noble House aanwezig was. [eiser] heeft de auto daartoe ook vrijwillig onder de hoede van Noble House gebracht. Daarmee is sprake van totstandkoming van een overeenkomst tot bewaarneming. Op grond van artikel 7:601 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de bewaargever (in dit geval dus [eiser]) de bewaarnemer (Noble House) een redelijk loon (lid 2), althans de aan de bewaring verbonden onkosten (lid 3) verschuldigd.
5.7.
Dat de periode van bewaarneming uiteindelijk relatief lang heeft geduurd en voortduurde nadat de taxatie gereed was, heeft volgens Noble House te maken gehad met de besluiteloosheid van [eiser] zelf omtrent de afhandeling van de schade (herstellen, verfraaien of auto verkopen?). Uit de door Noble House in het geding gebrachte correspondentie volgt ook dat zij [eiser] daar meermaals op heeft gewezen. Dat de taxatie en de beslissing over de te nemen vervolgstappen tezamen (veel) tijd hebben gekost, valt dan ook niet aan Noble House te verwijten. Die heeft immers zeer gemotiveerd – en door [eiser] onvoldoende weersproken – gesteld dat de vertraging juist aan [eiser] was te wijten. Uit de door Noble House in het geding gebrachte correspondentie blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat [eiser] langdurig twijfelde óf en hoe de schade aan de auto hersteld diende te worden.
5.8.
Ook blijkt uit de overgelegde correspondentie dat Noble House [eiser] meermaals heeft aangespoord om een keuze te maken, alsmede om (de demontagekosten te betalen en) de auto – als [eiser] zou besluiten die niet (door Noble House) te laten repareren – bij Noble House weg te (laten) halen, bij gebreke waarvan stallingskosten in rekening gebracht zouden worden. Daartoe was Noble House – op grond van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van bewaarneming – ook gerechtigd, ook zónder dat [eiser] daarvoor uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven. Bovendien blijkt uit de correspondentie dat Noble House [eiser], anders dan [eiser] stelt, de verschuldigdheid van stallingskosten meerdere keren heeft aangezegd, alvorens die hem ook daadwerkelijk in rekening te brengen.
5.9.
Nu Noble House gerechtigd was de stallingskosten in rekening te brengen, is geen sprake van
onterechtvoldane kosten door [eiser]. De gevorderde verklaring voor recht die daarop ziet en de daaraan gekoppelde vordering tot (terug)betaling aan [eiser] komen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
(3) Schade
5.10.
[eiser] vordert voorts betaling door Noble House aan hem van de schade die Noble House zou hebben veroorzaakt aan de auto bij haar demontagewerkzaamheden. Volgens [eiser] is bij het ophalen schade geconstateerd aan de auto en de onderdelen en ontbraken meerdere onderdelen. Noble House is daarvoor aansprakelijk, aldus [eiser], omdat zij die schade heeft toegebracht. Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar het expertiserapport van DEKRA van 6 november 2018.
5.11.
Noble House heeft tot haar (meest verstrekkende) verweer aangevoerd dat [eiser] zijn rechten heeft verwerkt om de door hem gestelde schade aan de auto van Noble House vergoed te krijgen, omdat hij niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd in de zin van artikel 6:89 BW, althans in de zin van artikel 6:2 BW. Noble House heeft verder betwist dat zij schade heeft veroorzaakt en dat dat uit het rapport van DEKRA blijkt.
5.12.
Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd bevestigd dat de grondslag van deze vordering het door hem gestelde onrechtmatig handelen van Noble House is. De klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW is niet van toepassing op een vordering uit onrechtmatige daad. Artikel 6:2 BW is wel van toepassing. De rechtbank is met Noble House van oordeel is dat [eiser] niet tijdig heeft gereclameerd en dat dat in de weg staat aan toewijzing van de gestelde geleden schade. Het volgende is voor dat oordeel redengevend.
5.13.
Blijkens de bij productie 53 bij conclusie van antwoord overgelegde foto’s heeft Noble House de auto en alle bijbehorende (door haar in het kader van de taxatie gedemonteerde) onderdelen klaargelegd om door [eiser] opgehaald te kunnen worden. Tevens heeft Noble House direct daarna aan [eiser] aangegeven (zie 3.10) dat hij een lijst moest maken van (naar de rechtbank begrijpt: ontbrekende en/of beschadigde) onderdelen: “
Loop eerst alle delen maar na”. [eiser] heeft Noble House vervolgens in november 2018 laten weten dat hij deurglas mist. Andere vermiste onderdelen of beschadigde onderdelen worden niet genoemd. Eerst bij brief van 26 augustus 2019 – derhalve bijna een jaar na het ophalen van de auto en de onderdelen – heeft [eiser] zich via zijn advocaat tot Noble House gewend met de mededeling dat er bij de door Noble House uitgevoerde demontagewerkzaamheden “
e.e.a. is beschadigd aan de auto”. Dat klemt te meer, nu Noble House [eiser] expliciet verzocht had om alles na te lopen en daarop alleen een melding van vermissing van raamglas gemeld werd en de feitelijke constatering van die schade kennelijk al zou dateren van voor het opstellen van het DEKRA-rapport van 6 november 2018.
5.14.
Noble House heeft aangegeven dat zij als gevolg van die late schadeclaim ernstig in haar bewijspositie is benadeeld, omdat zij niet betrokken is bij het onderzoek door DEKRA en nu niet meer kan worden achterhaald wat er met de onderdelen is gebeurd en wat de staat van de onderdelen ten tijde van de levering was. Dat is door [eiser] in het geheel niet betwist. [eiser] heeft zich ter zitting slechts op het standpunt gesteld dat “wél is gereclameerd”, en heeft daartoe verwezen naar de e-mail van haar voormalig advocaat van 21 september 2018 (zie 3.9). Daaruit had Noble House volgens [eiser] moeten (kunnen) afleiden dat [eiser] zijn recht op vergoeding van de schade aan (onderdelen van) de auto nog bij Noble House geldend zou willen maken. Met dat standpunt miskent [eiser] echter dat het in die e-mail gemaakte ‘voorbehoud van alle rechten’ slechts betrekking had op de door [eiser] onder protest betaalde factuur. Die factuur ziet helemaal niet op de door Noble House gestelde schade (die op dat moment immers ook nog niet bekend kon zijn), maar slechts op de demontage- en stallingskosten.
5.15.
De eerst ter zitting door [eiser] gedane uitspraak dat Noble House ten tijde van het ophalen van de auto en de onderdelen mondeling zou hebben erkend dat er schade aan het interieur, enkele onderdelen en de cabriokap zou zijn ontstaan en dat dat zou zijn voortgekomen uit ondeugdelijke demontage, is – eveneens ter zitting – direct betwist door Noble House. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan de blote stelling van [eiser] het voorgaande niet anders maken.
5.16.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] zich met het zó laat indienen van een schadeclaim op grond van de volgens hem door Noble House aan de auto toegebrachte schade jegens Noble House gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van zijn eventuele recht op schadevergoeding, als bedoeld in het tweede lid van artikel 6:2 BW. Noble House mocht er, gelet op de verstreken tijd na haar verzoek aan [eiser] van 26 september 2018 om alles na te lopen en de reactie daarop van november 2018, namelijk op vertrouwen dat [eiser] zijn eventuele recht niet meer zou uitoefenen. Daarnaast is bij uitoefening van het recht sprake van onredelijke benadeling van Noble House. Er is dus sprake van rechtsverwerking, zodat ook de vorderingen die zien op door Noble House veroorzaakte schade aan de auto van [eiser] en vergoeding daarvan niet voor toewijzing in aanmerking komen.
5.17.
[eiser] vordert onder de schadevergoeding tevens terugbetaling van de door hem betaalde verzekeringspremie in de periode 6 juli 2017 tot 24 september 2018, omdat de vertraging in de afhandeling van de schade volgens hem zou zijn veroorzaakt door het verwijtbare handelen door Noble House. Hierboven (zie 5.7) is echter al geoordeeld dat de vertraging juist aan [eiser] was te wijten, zodat de grondslag de vordering niet kan dragen. Maar zelfs al de vertraging wél aan Noble House had kunnen worden toegerekend, had [eiser] de verzekering – en daarmee zijn verplichting tot betaling van de premie – eenvoudig kunnen opschorten door (tijdelijke) schorsing van zijn kenteken. Dat heeft hij echter niet gedaan, zodat hij ook in dat geval (het doorlopen van) deze kosten grotendeels aan zichzelf te wijten heeft.
Overige vorderingen
5.18.
De kosten van de DEKRA schade-expert zijn evenmin toewijsbaar, aangezien de vordering tot vergoeding van de vermeende schade zelf hiervoor is afgewezen.
5.19.
Aangezien alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen, komt de nevengeschikte vordering tot veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten niet voor toewijzing in aanmerking.
5.20.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Noble House worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.518,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Noble House tot op heden begroot op € 3.518,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 936