6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een destijds 14-jarig meisje, waaronder het seksueel binnendringen. De verdachte was op dat moment 42 jaar oud. De verdachte heeft tijdens een vakantie met zijn gezin het slachtoffer leren kennen op een camping. Het slachtoffer verbleef daar met haar moeder en zussen eveneens voor een vakantie. Het slachtoffer heeft na die vakantie meerdere keren bij het gezin van de verdachte gelogeerd. Het slachtoffer was op die momenten aan verdachte’s zorg en waakzaamheid toevertrouwd. Het slachtoffer bevond zich in een moeilijke thuissituatie en vond bij het gezin van de verdachte een veilige plek en zag de verdachte als een soort vaderfiguur. Tussen de verdachte en het slachtoffer is vervolgens een seksuele relatie ontstaan, waarbij meermalen sprake is geweest van onbeschermde seks. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij op deze wijze misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en hemzelf, het vertrouwen dat zij (en haar moeder) in hem stelde(n), alsmede van haar jeugdigheid en kwetsbaarheid. Nadat de verdachte zowel door zijn partner als door de ambulant begeleider van zijn gezin als door de moeder van het slachtoffer was geconfronteerd met de berichten die hij en het slachtoffer aan elkaar verstuurden, waarin onder meer werd besproken dat zij seks hadden gehad, ontkende de verdachte dat er iets was gebeurd en is hij doorgegaan met het seksueel misbruik. Dat het seksueel misbruik uiteindelijk is gestopt is louter het gevolg van de ziekenhuisopname van het slachtoffer en de daarop gevolgde uithuisplaatsing van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en blijk gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen en draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Ook in deze zaak blijkt dat het geval te zijn.
De persoon van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 februari 2022 blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch rapport gedateerd 9 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Het onderzoek geeft voldoende aanwijzingen voor het gedurende de gehele levensloop bestaan van ADHD, als neurobiologische ontwikkelingsstoornis. In samenhang met deze ADHD is sprake van verslavingsgevoeligheid, echter ten tijde van huidig onderzoek is slechts sprake van een stoornis in alcoholgebruik in vroege remissie (binnen een toezichtkader). Ten tijde van de tenlastegelegde is sprake geweest van een lichte tot matige stoornis in alcoholgebruik en een groot deel van de tenlastegelegde gedragingen hebben, zover bekend, plaatsgevonden na intoxicatie. Hoewel de beschreven problematiek onderdeel vormt van het verklaringsmodel voor het tenlastegelegde gedrag, ziet de psycholoog onvoldoende aanwijzingen voor doorwerking dan wel beperking van de gedragskeuzes. Ondanks beperkingen vanuit de beschreven problematiek is de verdachte zich over het verloop van het tenlastegelegde terdege bewust geweest van het grensoverschrijdende en illegale karakter van zijn handelen. Geadviseerd wordt tot volledige toerekenbaarheid.
De beschreven stoornissen hebben slechts in beperkte mate forensische relevantie, temeer gelet op het in ruime mate bestaan van beschermende factoren. Er bestaat geen direct verband tussen de stoornissen en het tenlastegelegde en de (gestructureerde) risicotaxatie duidt op een laag recidiverisico, passend bij het feit dat de verdachte op 42-jarige leeftijd een first offender is. Een ruime mate van statistisch onderbouwde beschermende factoren is van toepassing, waaronder de bovengemiddelde intelligentie, het empathisch vermogen, een steunende partnerrelatie en prosociale inbedding. Tevens is naar aanleiding van het tenlastegelegde sprake van een toezichtkader en een vrijwillig behandeltraject. De vanaf de aanhouding wegens het tenlastegelegde gewijzigde contextuele en situatieve factoren hebben een direct effect op het recidiverisico. Het contact tussen de verdachte en het slachtoffer is verbroken, er bestaat alertheid op zijn gedrag vanuit zowel sociaal als professioneel netwerk, de verdachte is abstinent van alcohol en een passend (vrijwillig) behandeltraject is ingezet, dat bijdraagt aan een herwaardering van de relatie met zijn echtgenote, ook op seksueel vlak. In onderlinge samenhang is sprake van een ruime mate van beschermende factoren.
Het onderzoek geeft, gelet op de risicoanalyse en de geadviseerde toerekenbaarheid, geen basis voor gedragsdeskundige aanbevelingen vanuit forensisch oogpunt. Met de belangrijke kanttekening dat ook bij het wegvallen van deze interventies sprake blijft van een laag recidiverisico gaat wel (aanvullende, indirecte) beschermende werking uit van het reeds vrijwillig ingezette behandeltraject en, in ieder geval ten aanzien van het alcoholgebruik, het toezichtkader.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor van 22 april 2021 en de aanvulling daarop van 10 maart 2022.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer. De reclassering acht oplegging van een gevangenisstraf voor zowel de verdachte als zijn gezin onwenselijk.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen waaronder de gevolgen voor het destijds veertienjarige slachtoffer, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank onderkent de door de reclassering geschetste ernst van de nadelige gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte en zijn gezin, tot wie twee minderjarige kinderen behoren die ontregeld zijn geraakt. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte na zijn aanhouding meteen openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De verdachte heeft verklaard dat de fout volledig bij hem ligt. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde. De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de maximale taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod ex artikel 38v Sr op te leggen, nu naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan de in artikel 38v Sr genoemde voorwaarden hiervoor.
De rechtbank acht een contactverbod met het slachtoffer wel noodzakelijk, maar zal dit als bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf. De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.