ECLI:NL:RBNHO:2022:2993

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
15-307681/20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door zorgdrager met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige verdachte die zich gedurende een half jaar schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van een 14-jarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft bekentenissen afgelegd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen voor immateriële schade van € 10.000,-, terwijl de vordering voor materiële schade wegens studievertraging niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft spijt betuigd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot herstel en de lage kans op recidive. De rechtbank heeft besloten om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen als bijzondere voorwaarde van de voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-307681/20 (P)
Uitspraakdatum: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting die met gesloten deuren is gehouden op 17 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Peters, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 november 2020 te Purmerend en/of Castricum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) één of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- die [slachtoffer] een (tong)zoen gegeven en/of
- die [slachtoffer] gevingerd en/of
- die [slachtoffer] gebeft en/of
- het lichaam en/of de vagina van die [slachtoffer] ontuchtig gestreeld en/of betast en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Het hierna vermelde proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen:
  • de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 maart 2022;
  • het proces-verbaal van de op 4 december 2020 door getuige [slachtoffer] afgelegde verklaring (pagina 33 e.v. van het procesdossier).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 november 2020 te Purmerend en Castricum, meermalen, met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus van die [slachtoffer] geduwd en gebracht en
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven en
- die [slachtoffer] gevingerd en
- die [slachtoffer] gebeft en
- het lichaam en de vagina van die [slachtoffer] ontuchtig gestreeld en betast en
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en tot een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] gedurende 3 jaren, per overtreding één week hechtenis, dadelijk uitvoerbaar. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening te houden met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft immers de volle verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De verdachte heeft bij herhaling spijt betuigd, voelt schaamte tegenover het slachtoffer en haar ouders en vindt het erg om te zien hoeveel impact zijn gedrag heeft op hen. De verdachte heeft verzocht om mediation te onderzoeken om zijn excuses te maken en bij te dragen aan herstel bij het slachtoffer als dat gewenst zou zijn en hij is bereid schade te vergoeden. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de nadelige gevolgen die de strafzaak reeds heeft gehad op de verdachte en zijn gezin en in aanmerking te nemen dat de verdachte volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek door het NIFP en het reclasseringstoezicht, een nieuwe baan heeft en in een vrijwillig kader hulp heeft gezocht. Door de reclassering wordt het recidiverisico als laag ingeschat en gezien de gezinssituatie van de verdachte, waarbij zijn beide zoons ontregeld zijn geraakt door de spanningen die deze zaak met zich brengt en de serieuze zorgen over hun toekomstperspectief mocht de verdachte weer gedetineerd raken, wordt gevangenisstraf door de reclassering onwenselijk geacht. Op grond van het voorgaande heeft de raadsman verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest met een fors voorwaardelijk deel en de maximaal op te leggen taakstraf.
De raadsman heeft aangegeven dat de verdachte geen contact zal zoeken met het slachtoffer en heeft verzocht de maatregel ex artikel 38v Sr niet op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een destijds 14-jarig meisje, waaronder het seksueel binnendringen. De verdachte was op dat moment 42 jaar oud. De verdachte heeft tijdens een vakantie met zijn gezin het slachtoffer leren kennen op een camping. Het slachtoffer verbleef daar met haar moeder en zussen eveneens voor een vakantie. Het slachtoffer heeft na die vakantie meerdere keren bij het gezin van de verdachte gelogeerd. Het slachtoffer was op die momenten aan verdachte’s zorg en waakzaamheid toevertrouwd. Het slachtoffer bevond zich in een moeilijke thuissituatie en vond bij het gezin van de verdachte een veilige plek en zag de verdachte als een soort vaderfiguur. Tussen de verdachte en het slachtoffer is vervolgens een seksuele relatie ontstaan, waarbij meermalen sprake is geweest van onbeschermde seks. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij op deze wijze misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en hemzelf, het vertrouwen dat zij (en haar moeder) in hem stelde(n), alsmede van haar jeugdigheid en kwetsbaarheid. Nadat de verdachte zowel door zijn partner als door de ambulant begeleider van zijn gezin als door de moeder van het slachtoffer was geconfronteerd met de berichten die hij en het slachtoffer aan elkaar verstuurden, waarin onder meer werd besproken dat zij seks hadden gehad, ontkende de verdachte dat er iets was gebeurd en is hij doorgegaan met het seksueel misbruik. Dat het seksueel misbruik uiteindelijk is gestopt is louter het gevolg van de ziekenhuisopname van het slachtoffer en de daarop gevolgde uithuisplaatsing van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en blijk gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen en draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Ook in deze zaak blijkt dat het geval te zijn.
De persoon van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 februari 2022 blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch rapport gedateerd 9 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Het onderzoek geeft voldoende aanwijzingen voor het gedurende de gehele levensloop bestaan van ADHD, als neurobiologische ontwikkelingsstoornis. In samenhang met deze ADHD is sprake van verslavingsgevoeligheid, echter ten tijde van huidig onderzoek is slechts sprake van een stoornis in alcoholgebruik in vroege remissie (binnen een toezichtkader). Ten tijde van de tenlastegelegde is sprake geweest van een lichte tot matige stoornis in alcoholgebruik en een groot deel van de tenlastegelegde gedragingen hebben, zover bekend, plaatsgevonden na intoxicatie. Hoewel de beschreven problematiek onderdeel vormt van het verklaringsmodel voor het tenlastegelegde gedrag, ziet de psycholoog onvoldoende aanwijzingen voor doorwerking dan wel beperking van de gedragskeuzes. Ondanks beperkingen vanuit de beschreven problematiek is de verdachte zich over het verloop van het tenlastegelegde terdege bewust geweest van het grensoverschrijdende en illegale karakter van zijn handelen. Geadviseerd wordt tot volledige toerekenbaarheid.
De beschreven stoornissen hebben slechts in beperkte mate forensische relevantie, temeer gelet op het in ruime mate bestaan van beschermende factoren. Er bestaat geen direct verband tussen de stoornissen en het tenlastegelegde en de (gestructureerde) risicotaxatie duidt op een laag recidiverisico, passend bij het feit dat de verdachte op 42-jarige leeftijd een first offender is. Een ruime mate van statistisch onderbouwde beschermende factoren is van toepassing, waaronder de bovengemiddelde intelligentie, het empathisch vermogen, een steunende partnerrelatie en prosociale inbedding. Tevens is naar aanleiding van het tenlastegelegde sprake van een toezichtkader en een vrijwillig behandeltraject. De vanaf de aanhouding wegens het tenlastegelegde gewijzigde contextuele en situatieve factoren hebben een direct effect op het recidiverisico. Het contact tussen de verdachte en het slachtoffer is verbroken, er bestaat alertheid op zijn gedrag vanuit zowel sociaal als professioneel netwerk, de verdachte is abstinent van alcohol en een passend (vrijwillig) behandeltraject is ingezet, dat bijdraagt aan een herwaardering van de relatie met zijn echtgenote, ook op seksueel vlak. In onderlinge samenhang is sprake van een ruime mate van beschermende factoren.
Het onderzoek geeft, gelet op de risicoanalyse en de geadviseerde toerekenbaarheid, geen basis voor gedragsdeskundige aanbevelingen vanuit forensisch oogpunt. Met de belangrijke kanttekening dat ook bij het wegvallen van deze interventies sprake blijft van een laag recidiverisico gaat wel (aanvullende, indirecte) beschermende werking uit van het reeds vrijwillig ingezette behandeltraject en, in ieder geval ten aanzien van het alcoholgebruik, het toezichtkader.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor van 22 april 2021 en de aanvulling daarop van 10 maart 2022.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer. De reclassering acht oplegging van een gevangenisstraf voor zowel de verdachte als zijn gezin onwenselijk.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen waaronder de gevolgen voor het destijds veertienjarige slachtoffer, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank onderkent de door de reclassering geschetste ernst van de nadelige gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte en zijn gezin, tot wie twee minderjarige kinderen behoren die ontregeld zijn geraakt. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte na zijn aanhouding meteen openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De verdachte heeft verklaard dat de fout volledig bij hem ligt. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde. De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de maximale taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod ex artikel 38v Sr op te leggen, nu naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan de in artikel 38v Sr genoemde voorwaarden hiervoor.
De rechtbank acht een contactverbod met het slachtoffer wel noodzakelijk, maar zal dit als bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf. De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 28.150,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 18.150,- wegens studievertraging) en immateriële (€ 10.000,-) schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu het rechtstreekse verband tussen de studievertraging en het tenlastegelegde onvoldoende is onderbouwd en onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. De rechtbank kan niet vaststellen of de gestelde schade wegens studievertraging uitsluitend is veroorzaakt door het in deze zaak bewezenverklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Immateriële schade
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Uit de stukken is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het seksueel misbruik psychische klachten heeft ondervonden waarvoor zij onder meer EMDR therapie volgt. Voorts is als gevolg van het seksueel misbruik bij de benadeelde partij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap opgetreden, als gevolg waarvan een ernstige inwendige bloeding is ontstaan en medisch ingrijpen noodzakelijk was. Tijdens die operatieve ingreep is een eileider bij de benadeelde partij verwijderd. De verdachte heeft verklaard dat hij bereid is om de immateriële schade van het slachtoffer te vergoeden. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, waarin zij niet ontvankelijk wordt verklaard, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: seksueel misbruik] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde gedurende de proeftijd van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
120 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.000,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
30 november 2020tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 10.000,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 dagengijzeling, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
30 november 2020tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. T.J.A. Krips en mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2022.
mrs. Uitermark en Krips zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.