ECLI:NL:RBNHO:2022:2984

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
9502936 CV EXPL 21-7093
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een legaat en de verplichtingen van de executeur bij vermissing van goederen

In deze zaak heeft eiseres, die een affectieve relatie had met de vader van gedaagde, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die als executeur en enig erfgenaam van de nalatenschap van wijlen erflater optreedt. Eiseres vordert schadevergoeding van € 7.500,- wegens vermissing van gelegateerde en aan haar toebehorende goederen. Gedaagde heeft de toegang tot de woning van erflater ontzegd en heeft nagelaten de gelegateerde goederen aan eiseres af te geven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn verplichtingen als executeur niet is nagekomen, aangezien hij de aan eiseres gelegateerde goederen niet heeft afgegeven en de boedelbeschrijving niet tijdig heeft opgemaakt. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De tegenvordering van gedaagde is afgewezen, met uitzondering van de Afrikaanse Chokwee-kam, waarvan eiseres heeft erkend dat zij deze in haar bezit heeft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9502936 CV EXPL 21-7093
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. W.J. van der Kroon
tegen
[gedaagde] in zijn hoedanigheid van executeur en enig erfgenaam van de nalatenschap van wijlen [erflater]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F.W. Huizinga

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 8 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 1 februari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] had sinds 2004 een affectieve relatie met de vader van [gedaagde] , [erflater] (hierna: erflater). Erflater is op 20 november 2020 overleden.
2.2.
Erflater woonde bij leven aan [adres] te [plaats] . [eiseres] verbleef daar veelvuldig, hoewel zij ook een woning in [woonplaats] heeft. [eiseres] had ook eigen spullen in de woning van erflater liggen.
2.3.
In het door erflater op 22 juli 2013 opgemaakte testament is [gedaagde] tot enig erfgenaam en executeur aangewezen. Aan [eiseres] zijn gelegateerd de roerende zaken (waaronder kunst) die op een separate door erflater gedagtekende en ondertekende lijst zijn aangegeven.
2.4.
Blijkens het testament heeft [gedaagde] als executeur de taak om de goederen van de nalatenschap te beheren, daarover te beschikken en de schulden van de nalatenschap te voldoen, zoals het afgeven van de legaten. Verder moet de executeur binnen zes maanden na het overlijden een boedelbeschrijving met een voorlopige staat van schulden van de nalatenschap opmaken.
2.5.
Kort na het overlijden van erflater heeft [gedaagde] [eiseres] de toegang tot de woning van erflater ontzegd. Hij heeft de sloten van de woning gewijzigd.
2.6.
In een Whatsapp aan de dochter van [eiseres] laat [gedaagde] weten:
(…) ik ben executeur-testementair en [eiseres] heeft – met hulp – de regels overtreden. Ze heeft een aantal zaken uit de boedel vervreemd (…). Ik zie ze graag terug. ALLES gaat, voordat ’t door mijn handen is gegaan, pas weg – of niet. Als bedoelde zaken NIET terugkomen zal ik verdere toekenning legaat tot nader order bevriezen.De dochter van [eiseres] heeft daarop laten weten dat [eiseres] geen spullen van [gedaagde] had meegenomen.
2.7.
Op 28 november 2020 heeft [gedaagde] [eiseres] en haar dochter gedurende een half uur in de woning van erflater toegelaten zodat [eiseres] medicijnen en enkele privé-spullen kon ophalen. [gedaagde] wilde bij die gelegenheid pertinent niet dat [eiseres] zaken die behoorden tot het legaat, zou meenemen. Andere aan [eiseres] toebehorende goederen mocht zij toen ook niet meenemen.
2.8.
Vervolgens hebben partijen tot 22 februari 2021 geen contact meer met elkaar gehad. [gedaagde] heeft zich in die periode bezig gehouden met de verkoop van de woning van erflater.
2.9.
Op 8 maart 2021 heeft [eiseres] toegang gekregen tot de woning van erflater om haar spullen en de aan haar gelegateerde goederen op te halen. Nog diezelfde dag heeft de dochter van [eiseres] via Whatsapp aan [gedaagde] laten weten dat enkele van de aan [eiseres] gelegateerde goederen, zoals de eettafel, de stellingkast en de televisie, alsmede aan [eiseres] in eigendom toebehorende goederen ontbraken.
2.10.
[gedaagde] heeft daarop laten weten dat [eiseres] een lijstje van de ontbrekende goederen kon sturen en dat hij nog wachtte op de goederen die [eiseres] volgens hem ten onrechte uit de woning had meegenomen.
2.11.
De woning is op 20 maart 2021 overgedragen aan de kopers.
2.12.
Bij brief van 21 maart 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot afgifte van de aan haar gelegateerde en aan haar toebehorende goederen.
2.13.
Bij brief van 27 maart 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] laten weten dat de eettafel naar de stort was afgevoerd, dat de stellingkast per vergissing door het verhuisbedrijf was meegenomen en dat de televisie was verkocht. [gedaagde] heeft verder aangegeven bereid te zijn de waarde van deze goederen te vergoeden tegen verrekening van de waarde van de goederen die [eiseres] volgens hem ten onrechte uit de woning had meegenomen.
2.14.
Bij brief van 23 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling van een schadevergoeding van € 7.500,- wegens de vermiste goederen, te vermeerderen met een bedrag van € 907,50 aan buitengerechtelijke incassokosten indien de schadevergoeding niet uiterlijk 9 augustus 2021 zou zijn betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.500,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding, tevens vermeerderd met een bedrag van € 907,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] als executeur en enig erfgenaam gehouden was om de aan [eiseres] gelegateerde goederen en de aan haar in eigendom toebehorende goederen aan haar af te geven. Nu hij dat heeft nagelaten en de betreffende goederen op onrechtmatige wijze heeft weg gemaakt, moet hij een schadevergoeding betalen. De hoogte daarvan heeft [eiseres] begroot op € 7.500,-. De buitengerechtelijke incassokosten moet [gedaagde] betalen gelet op het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub c en lid 5 BW.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiseres] voldoende gelegenheid heeft gehad om de haar toebehorende goederen op te halen. Met uitzondering van de eettafel, de stellingkast en de televisie, weet [gedaagde] niet waar de goederen die [eiseres] nog mist, gebleven zijn. Hij betwist verder dat de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden € 7.500,- bedraagt. De goederen die abusievelijk niet meer aanwezig waren hadden nauwelijks enige waarde.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot afgifte van:
- de Afrikaanse Chokwee kam
- boek Aat Veldhoen
- zilveren broodmand
- diverse Afrikaanse kunstboeken
- zilveren armband.
Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] deze goederen, die tot de nalatenschap behoren, uit de woning heeft meegenomen.
4.3.
[eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat zij de betreffende goederen niet heeft

5.De beoordeling

De vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Uitgangspunt is dat [gedaagde] als executeur en enig erfgenaam gehouden was om het legaat aan [eiseres] uit te keren. Dat heeft hij niet gedaan. Uit zijn eigen stellingen blijkt immers al dat hij de aan [eiseres] gelegateerde eettafel, stellingkast en televisie niet aan haar heeft afgegeven. Indien en voor zover het wegraken van de eettafel en de stellingkast te wijten is aan de door [gedaagde] ingeschakelde verhuizers, komt dat voor zijn rekening en risico. Voor wat betreft de niet aan [eiseres] gelegateerde maar aan haar in eigendom behorende goederen geldt dat zij uit hoofde van het feit dat zij eigenaar is, recht had op afgifte van die goederen. Door die goederen in bezit te nemen, handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] .
5.3.
Met zijn betoog dat [eiseres] ruimschoots in de gelegenheid is geweest om goederen uit de woning op te halen, miskent [gedaagde] dat de primaire verantwoordelijkheid om in elk geval de gelegateerde goederen af geven, bij hem ligt. Daar komt bij dat [eiseres] op 28 november 2020 alleen haar medicijnen en enkele privé spullen van hem mocht ophalen. Toen zij op 8 maart 2021 voor het eerst weer in de woning mocht om de haar toekomende goederen op te halen, waren deze al grotendeels verdwenen, hetgeen zij ook kenbaar heeft gemaakt. Feitelijk heeft [eiseres] dus niet of nauwelijks de gelegenheid gehad de aan haar toebehorende goederen op te halen.
5.4.
Ook aan het verweer van [gedaagde] dat hij niet weet waar de overige goederen die op door [eiseres] overgelegde lijsten staan, zijn gebleven, gaat de kantonrechter voorbij. Het ligt weliswaar op de weg van [eiseres] om aan te tonen dat al die goederen ten tijde van het overlijden van erflater in de woning aanwezig waren, maar tenminste een deel van die goederen heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling kunnen aanwijzen op de foto’s die in het kader van de verkoop van de woning door [gedaagde] , zijn gemaakt. Daarbij komt dat op [gedaagde] als executeur de verplichting rustte om binnen zes maanden na het overlijden een boedelbeschrijving te maken. Nu hij dat heeft nagelaten, kan niet van [eiseres] worden verlangd dat zij van alle goederen die volgens haar uit de woning verdwenen zijn, aantoont dat deze er ten tijde van het overlijden nog waren.
5.5.
Aangezien [gedaagde] niet heeft voldaan aan de verplichting om de aan [eiseres] gelegateerde of aan haar toebehorende goederen af te geven, moet hij de door [eiseres] geleden schade vergoeden. [eiseres] heeft twee lijsten met verdwenen goederen overgelegd waarop zij de betreffende goederen heeft gespecificeerd en waarop zij de geschatte waarde van die goederen heeft aangegeven. [gedaagde] heeft alleen in algemene zin aangegeven dat de betreffende goederen geen waarde (meer) hadden, maar heeft die betwisting niet nader onderbouwd of gespecificeerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de door [eiseres] genoemde bedragen en zal de gevorderde schadevergoeding onverkort toewijzen.
5.6.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet weersproken. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.7.
De tegenvordering zal, met uitzondering van de Afrikaanse Chokwee-kam waarvan [eiseres] heeft erkend dat zij die heeft, worden afgewezen. Nog daargelaten dat de vordering (deels) te onbepaald is, heeft [gedaagde] op geen enkele manier onderbouwd dat [eiseres] die goederen onder zich heeft. [eiseres] heeft dat ook uitdrukkelijk betwist. Na het overlijden van erflater kan [eiseres] die goederen niet hebben meegenomen: op 28 november 2020 heeft zij in het bijzijn van [gedaagde] alleen enkele persoonlijke spullen opgehaald en op 8 maart 2021 was de woning grotendeels leeg. Indien en voor zover [gedaagde] stelt dat [eiseres] die goederen vóór het overlijden al heeft meegenomen, geldt dat zij ook dat steeds heeft ontkend.
5.8.
De gevorderde dwangsom zal eveneens worden afgewezen nu [eiseres] onweersproken heeft aangevoerd dat de Afrikaanse Chokwee-kam maximaal € 100,- waard is.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen en die van [gedaagde] , op afgifte van de Afrikaanse Chokwee-kam na, zal afwijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt. De proceskosten betreffende de tegenvordering zullen, gelet op de samenhang daarvan met de vordering, worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling, tevens te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 907,50;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 123,60
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.6.
veroordeelt [eiseres] tot afgifte aan [gedaagde] van de Afrikaanse Chokwee-kam;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter