ECLI:NL:RBNHO:2022:2956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8861670
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij easyJet wegens de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Londen op 14 oktober 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De luchtvaartmaatschappij heeft de annulering betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en gewijzigde slottijden door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad geannuleerd was en dat de vervoerder zich kan beroepen op buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de annulering van de vlucht het gevolg was van de annulering van een voorafgaande vlucht, die door de luchtverkeersleiding was opgeschort. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet voldoende hadden aangetoond dat de vervoerder in gebreke was gebleven.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat de passagiers ongelijk hadden gekregen en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling ten laste van de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8861670 \ CV EXPL 20-9427
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),

2. [passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, easyJet
gevestigd te Londen Luton Airport, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol.
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Southend Municipal Airport Londen (Verenigd Koninkrijk) op 14 oktober 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De annulering van de onderhavige vlucht (EZY7406) is het gevolg van de annulering van de voorafgaande vlucht EZY7405. Er was sprake van zeer slechte weersomstandigheden rond Amsterdam. Luchthaven Schiphol heeft om deze reden besloten om alle inkomende vluchten op te schorten. De vervoerder had geen andere optie dan de vlucht(en) te annuleren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
Vlucht EZY7405 was onderhevig aan door de luchtverkeersleiding gewijzigde slottijden. Bij de tweede vertrekpoging werden alle vluchten naar Amsterdam opgeschort, en moest het toestel terugkeren naar de gate. Dit is door de passagiers niet betwist. Het besluit van de lokale luchtverkeersleiding tot het opschorten van alle inkomende vluchten moet worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de invloedssfeer van de vervoerder. De vraag of de weersomstandigheden dusdanig waren dat zij de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd doet niet ter zake. Het is immers niet de taak van de kantonrechter om te beoordelen of de luchtverkeersleiding, gelet op de weersomstandigheden, terecht een bepaald besluit heeft genomen.
5.4.
De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder bedoeld heeft aan te voeren dat de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op vlucht EZY7405 doorwerken naar vlucht EZY7406. Dit is door de passagiers niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter staat dan ook als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat de annulering van vlucht EZY7406 het gevolg is van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan het inzetten van een ander toestel uitvoerig en zorgvuldig te hebben onderzocht. Dit was volgens de vervoerder echter niet mogelijk. Dit is niet door de passagiers betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Weliswaar hebben de passagiers verzocht om de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van haar betalingsverplichting in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter