ECLI:NL:RBNHO:2022:2953

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/15/316103 / HA ZA 21-257
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van een overeenkomst tot het verrichten van schilderwerkzaamheden afgewezen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Marijke Beheer B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, die schilderwerkzaamheden zouden verrichten aan Hotel Marijke. Marijke Beheer was ontevreden over de kwaliteit van het uitgevoerde werk en heeft de overeenkomst met de gedaagden willen ontbinden. De rechtbank heeft op 30 maart 2022 geoordeeld dat de gedaagden nog niet in verzuim waren en dat er geen reden was voor ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen, omdat de werkzaamheden nog niet waren opgeleverd en er geen fatale termijn was overeengekomen. De vorderingen van Marijke Beheer, waaronder de terugbetaling van een bedrag van € 42.310,00 en schadevergoeding, zijn afgewezen. Marijke Beheer is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 3.180,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/316103 / HA ZA 21-257
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARIJKE BEHEER B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres,
advocaat mr. S. Hartog te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.E. Koster te Den Helder.
Eiseres zal hierna Marijke Beheer genoemd worden en gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.
De zaak in het kort
Marijke Beheer heeft met [gedaagden] een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagden] schilderwerkzaamheden zou verrichten aan Hotel Marijke. Marijke Beheer is niet tevreden over het uitgevoerde schilderwerk. Om deze reden heeft zij aan [gedaagden] bericht de overeenkomst te ontbinden. Zij vordert terugbetaling van het bedrag dat zij al heeft betaald en schadevergoeding.
De rechtbank oordeelt dat er geen reden voor ontbinding was. Voor zover de werkzaamheden, die volgens Marijke Beheer niet goed waren uitgevoerd, al overeengekomen waren, was [gedaagden] nog niet in verzuim. Alle vorderingen van Marijke Beheer worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 april 2021 met de bijlagen 1 tot en met 16;
  • het akte depot van 25 mei 2021 waarbij als bijlage 5 een usb-stick is overgelegd;
  • de conclusie van antwoord met bijlagen 1 tot en met 13;
  • het tussenvonnis van 15 september 2021;
  • de brief van Marijke Beheer van 2 december 2021 met bijlage 17;
  • de brief van [gedaagden] van 9 december 2021 met bijlage 14;
  • de mondelinge behandeling van 14 februari 2022, de griffier heeft aantekeningen gemaakt. Mrs. Hartog en Koster hebben beiden een pleitnota overgelegd, die daarmee deel uitmaken van de processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 september 2020 heeft [gedaagden] aan Marijke Beheer een offerte gestuurd. Op 11 september 2020 heeft Marijke Beheer de offerte ondertekend. Hiermee is tussen partijen een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagden] schilderwerkzaamheden zal verrichten aan Hotel Marijke, dat eigendom is van Marijke Beheer.
2.2.
In september 2020 is [gedaagden] begonnen met de schilderwerkzaamheden.
2.3.
Per e-mail van 11 januari 2021 aan [gedaagden] heeft Marijke Beheer bericht de overeenkomst te ontbinden.

3.Het geschil

3.1.
Marijke Beheer vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht verklaart dat Marijke Beheer gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, dan wel dat de rechtbank de overeenkomst ontbindt;
  • [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 42.310,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, van de buitengerechtelijke kosten en van de proceskosten.
3.2.
Marijke Beheer legt hieraan het volgende ten grondslag. [gedaagden] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het verrichte schilderwerk is ondeugdelijk. Marijke Beheer heeft [gedaagden] herhaaldelijk zowel mondeling als schriftelijk in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. [gedaagden] is hier niet op ingegaan en is in verzuim geraakt. De wanprestatie van [gedaagden] is zo ernstig dat deze ontbinding van de gehele overeenkomst rechtvaardigt. Marijke Beheer heeft dan ook terecht de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en heeft recht op vergoeding van de schade die zij heeft geleden. Het schadebedrag van € 42.310,00 betreft het aan [gedaagden] betaalde bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de meerkosten voor herstel en afronding van het schilderwerk.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord, is of Marijke Beheer terecht de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden dan wel of de rechtbank deze kan ontbinden wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming daarvan door [gedaagden]
4.2.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang van welke tekortkomingen volgens Marijke Beheer sprake is. De aan [gedaagden] verweten tekortkomingen zijn genoemd in een e-mail van Marijke Beheer van 10 december 2020. Het betreft het niet/onvoldoende schuren van de ondergrond, niet/onvoldoende schoonmaken van de ondergrond en zonder deugdelijk houtherstel schilderen over rot hout en een ongeschikte ondergrond. In de e-mail stelt Marijke Beheer over het houtherstel dat partijen hebben afgesproken: “
dat in het geval er een meer ingrijpende verrotting door je geconstateerd zou worden, deze doorgegeven zal worden aan onze onderhoudsmedewerker Dick, die dit hout dan zal vervangen. Het houtwerk wat uitgekrabd en gevuld kan worden wordt door jullie zelf verzorgd conform de offerte.”Marijke Beheer stelt [gedaagden] in de e-mail in de gelegenheid de werkzaamheden uiterlijk eind mei 2021 deugdelijk te hebben afgerond.
4.3.
[gedaagden] heeft hiertegen aangevoerd dat het werk nog niet voltooid en opgeleverd was. Herstel van eventuele gebreken kan in dat stadium nog niet worden gevorderd. In de e-mail van 10 december 2020 worden [gedaagden] bovendien tekortkomingen verweten in verplichtingen die partijen niet zijn overeengekomen. [gedaagden] betwist namelijk dat partijen hebben afgesproken dat hij het houtrot zal herstellen. Hij betwist verder dat het werk zo slecht was als Marijke Beheer stelt en dat de overeenkomst om die reden kon worden ontbonden. Tot slot betwist [gedaagden] dat partijen hebben afgesproken dat de werkzaamheden uiterlijk eind mei 2021 afgerond dienden te zijn.
4.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.5.
Niet in geschil is dat sprake is van aanneming van werk. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding in dat geval pas, wanneer de aannemer, in dit geval [gedaagden] , in verzuim is [1] . Of van verzuim sprake is, kan doorgaans pas worden beoordeeld op het moment van oplevering (het moment van de opeisbaarheid van de door aannemer te leveren prestatie). Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft een aannemer namelijk nog de gelegenheid eventuele geconstateerde gebreken te herstellen. Pas daarna kan verzuim intreden.
Op grond van artikel 6:80, eerste lid BW treden de gevolgen van niet-nakoming vóór opeisbaarheid van de prestatie slechts indien:
a. vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk is;
b. uit een mededeling van de aannemer is af te leiden dat hij zal tekortschieten, of
c. opdrachtgever goede gronden heeft te vrezen dat aannemer zal tekortschieten en aannemer niet bereid is te verklaren zijn verplichtingen te zullen nakomen.
4.6.
De rechtbank overweegt dat uit de overeenkomst blijkt dat partijen onder meer zijn overeengekomen dat ondeugdelijke/gebrekkige verflagen worden verwijderd, de ondergrond wordt gereinigd/geschuurd en hersteld en dat eventuele houtrot reparaties ‘exclusief op de offerte’ zijn. Hieruit blijkt dat partijen niet zijn overeengekomen dat [gedaagden] het houtrot zal herstellen. Dat blijkt overigens ook uit het voorstel van [gedaagden] bij e-mail van 24 september 2020 dat hij zelf de kleine houtrotplekken herstelt, welk voorstel Marijke Beheer heeft afgewezen. Daarom kan van een tekortkoming in de nakoming hiervan van [gedaagden] geen sprake zijn.
4.7.
De door Marijke Beheer gestelde fatale termijn van eind mei 2021 is niet opgenomen in de overeenkomst. Dat partijen deze termijn niet zijn overeengekomen heeft Marijke Beheer tijdens de mondelinge behandeling erkend. Alleen al daarom kan van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagden] op dit punt geen sprake zijn.
4.8.
Verder is van (gedeeltelijke) oplevering niet gebleken. In beginsel kan [gedaagden] alleen al daarom niet in verzuim zijn wat betreft de door Marijke Beheer gestelde tekortkomingen in de kwaliteit van het schilderwerk. Voor zover Marijke Beheer heeft bedoeld dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:80 lid 1 onder b en c BW omdat Smid c.s zou hebben geweigerd het schilderwerk te herstellen overweegt de rechtbank als volgt. In de (e-mail)correspondentie met betrekking tot de door Marijke Beheer gestelde tekortkomingen worden twee verplichtingen genoemd die niet zijn overeengekomen, namelijk herstel van houtrot en de gestelde termijn van afronding (mei 2021). Wat dat betreft heeft [gedaagden] dan ook terecht geweigerd die gestelde verplichtingen alsnog na te komen. [gedaagden] kan vervolgens niet worden tegengeworpen dat mogelijk ook verplichtingen genoemd zijn tot nakoming waarvan hij wel gehouden zou zijn. Het is namelijk aan Marijke Beheer om op dat punt duidelijkheid te geven. Bovendien heeft [gedaagden] zich in de e-mail van 4 januari 2021 bereid verklaard de wel overeengekomen werkzaamheden uit de voeren nadat Marijke Beheer een bedrag van € 7.500,00 had betaald. Ter zitting heeft Marijke Beheer erkend dat de afspraak tot betaling van € 17.500,00 inderdaad is gemaakt en dat zij daarvan slechts € 10.000,00 had voldaan. Onder die omstandigheden kan de weigering van [gedaagden] om van de door Marijke Beheer geboden mogelijkheid tot herstel gebruik te maken, niet worden beschouwd als een mededeling als bedoeld in artikel 6:80 lid 1 onder b BW of een weigering van [gedaagden] om (wel overeengekomen) verplichtingen na te komen als bedoeld in artikel 6:80 lid 1 onder c BW.
4.9.
De conclusie is dat van een tekortkoming in de nakoming van [gedaagden] geen sprake kon zijn wat betreft herstel van houtrot en oplevering voor eind mei 2021. Wat betreft de kwaliteit van het schilderwerk was [gedaagden] niet in verzuim, zodat alleen al daarom geen grond voor ontbinding van de overeenkomst was. De ontbinding van de overeenkomst door Marijke Beheer van 11 januari 2021 heeft dus geen effect gesorteerd en voor ontbinding van de overeenkomst door de rechtbank is geen grond. De vorderingen tot verklaring voor recht en tot ontbinding zullen daarom worden afgewezen. Dat geldt ook voor de overige vorderingen, omdat deze op die ontbinding zijn gebaseerd.
4.10.
Marijke Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten aan de kant van [gedaagden] worden tot nu toe begroot op:
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.180,00
4.11.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals vermeld onder de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Marijke Beheer in de kosten van de procedure, aan de kant van [gedaagden] begroot op € 3.180,00;
5.3.
veroordeelt Marijke Beheer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Marijke Beheer niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de kostenveroordelingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Haverkate op 30 maart 2022. [2]

Voetnoten

1.artikel 6:265, tweede lid BW
2.type: IK