ECLI:NL:RBNHO:2022:2949

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8014460
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en bewijskracht van interne documenten

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Teheran via Wenen op 20 en 21 oktober 2017. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, vorderden een schadevergoeding van € 2.400,00 en bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de vlucht OS373, de voorafgaande vlucht, beïnvloedden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers hun aansluitende vlucht hadden gemist door de vertraging, maar dat de vervoerder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de compensatie. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8014460 \ CV EXPL 19-13103
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
2. [passagier sub 2]
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink namens EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen, Oostenrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 april 2019 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Vienna International Airport Wenen (Oostenrijk) naar Imam Khomeini Airport Teheran (Iran) op 20 en 21 oktober 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen met vluchtnummer OS374 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagiers zijn met 13 uur en 31 minuten vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagiers sub 1 en 2 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 april 2018 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Wenen-Amsterdam-Wenen OS373/74. De voorafgaande vlucht (OS373) zou volgens de oorspronkelijke planning vertrekken vanaf Wenen om 13:05 uur UTC. Deze vlucht heeft een meermaals een gewijzigde CTOT (“
Calculated Take-Off Time”) opgelegd gekregen in verband met slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming (Amsterdam). De vlucht mocht uiteindelijk om 14:07 uur UTC vertrekken. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. De vlucht in kwestie (OS374) heeft daar bovenop 15 minuten extra vertraging opgelopen als gevolg van een door de luchtverkeersleiding opgelegde start-up delay. De vervoerder is verplicht zich aan de instructies van de luchtverkeersleiding te houden. Er is dan ook sprake van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voert aan alle redelijke maatregelen te hebben genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij voert - onder verwijzing naar de vluchtrapporten van de vluchten OS373 en OS374 - aan dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens de vertraagde binnenkomst van het toestel in Amsterdam met vlucht OS373. Voorts wijst de vervoerder op door de luchtverkeersleiding aan vlucht OS374 opgelegde restricties. De passagiers stellen dat de door de vervoerder overgelegde en intern opgestelde documenten niet als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. Voorts stellen de passagiers dat de vertraging van vlucht OS373 niet doorwerkt naar de vlucht.
5.4.
Ten aanzien van de bewijskracht van de door de vervoerder overgelegde documenten overweegt de kantonrechter het volgende. Blijkens de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004 kunnen luchtvaartmaatschappijen buitengewone omstandigheden aantonen door uittreksels uit hun logboeken of incidentenrapporten en/of externe documenten en verklaringen voor te leggen. Het enkele feit dat de overgelegde documenten interne documenten zijn, betekent dan ook niet dat deze onvoldoende zijn om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen. Daar komt bij dat de vervoerder heeft toegelicht dat de “slot history” afkomstig is van de luchtverkeersleiding en dat de vluchtrapporten afkomstig zijn van de vervoerder, die de bemanning conform de feiten invult en waarbij de bemanning de vertragingscodes, die in de “slot history” staan, overneemt. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht OS373 voorafgaand aan het vertrek uit Wenen een CTOT opgelegd heeft gekregen vanwege slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd in de zin van overweging 15 van de considerans bij de Verordening.
5.5.
De passagiers stellen dat een CTOT welke is ingegeven door slechte weersomstandigheden niet kan doorwerken als buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelt als volgt. De vervoerder is verplicht om door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden voor het opleggen van de CTOT door de luchtverkeersleiding is in beginsel niet relevant. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Vlucht OS373 is daarom vertraagd uitgevoerd als gevolg van een buitengewone omstandigheid. Als gevolg daarvan heeft de vlucht een vertrekvertraging van 45 minuten opgelopen. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht OS373 doorwerkt naar de vlucht in kwestie.
5.6.
Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt daarnaast dat sprake was van een vertraging van 15 minuten als gevolg van vertragingscode 89K; door de plaatselijke luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Wederom is niet gebleken dat deze is opgelegd door het toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij – zonder toestemming van de luchtverkeersleiding – niet eerder bij de gate kon vertrekken of kon opstijgen.
5.7.
De passagiers stellen dat de beperking van 15 minuten op de vlucht in kwestie, gekoppeld aan code 89K, niet als langdurig bestempeld kan worden en aldus geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. De kantonrechter overweegt dat bij de beoordeling van de ‘langdurigheid’ van de vertraging de gehele vlucht in aanmerking dient te worden genomen. Hoewel 15 minuten vertraging op zichzelf inderdaad niet als ‘langdurig’ valt aan te merken, heeft dit er wel (mede) toe geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist en als gevolg daarvan met langdurige vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. Er is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook sprake van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 1 uur en 26 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht(en) niet meer hadden kunnen halen.
5.9.
De vervoerder voert voorts aan het inzetten van een reservevliegtuig te hebben onderzocht. Reservetoestellen met bemanning waren echter niet beschikbaar, althans niet op een zodanige termijn dat de passagiers dan eerder in Wenen zouden zijn aangekomen. Ook was het niet mogelijk de passagiers om te boeken naar een andere vlucht. Dit is door de passagiers niet betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter