ECLI:NL:RBNHO:2022:2948

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8859037
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij easyJet vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Wenen naar Amsterdam op 29 april 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De luchtvaartmaatschappij betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding voor voorgaande vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. De vervoerder moet echter kunnen aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, zelfs niet met redelijke maatregelen. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van instructies van de luchtverkeersleiding, die als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 23 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8859307 \ CV EXPL 20-9379
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, easyJet
gevestigd te Londen Luton Airport, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol.
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding 18 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Vienna International Airport, Wenen (Oostenrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport op 29 april 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij doet een beroep op buitengewone omstandigheden en betoogt daartoe dat het toestel waarmee de vlucht zou worden uitgevoerd (OE-ICF) gepland stond om voorafgaand aan de vlucht, nog de vluchten EZY7976 en EZY947 uit te voeren. Deze vluchten kregen te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde gewijzigde slottijden. De vervoerder moest gevolg geven aan deze instructies en was genoodzaakt de voornoemde vluchten met vertraging uit te voeren. De vertraging van de voorgaande vluchten werkt automatisch door naar de vlucht in kwestie EZY7948.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de voorafgaande vlucht EZY7976 meermaals een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen. Dit heeft er toe geleid dat de vlucht niet eerder dan 12:50 uur UTC mocht vertrekken. Vlucht EZY7976 is uiteindelijk om 15:07 uur UTC met een aankomstvertraging van 4 uur en 17 minuten in Amsterdam geland. De opvolgende vlucht EZY7947 zou om 11:30 uur UTC vertrekken vanuit Amsterdam en om 13:30 uur UTC landen in Wenen. Ook deze vlucht was onderhevig aan gewijzigde ATC slottijden. Het toestel kreeg uiteindelijk toestemming om om 15:48 uur UTC de stand te verlaten en is om 16:00 uur UTC opgestegen. De vlucht is om 17:51 uur UTC in Wenen geland. De vlucht in kwestie, EZY1360, stond gepland om om 15:05 uur UTC vanuit Wenen te vertrekken. Vanwege de vertraging op de voorafgaande vluchten kon de vlucht niet op tijd vertrekken. De vlucht heeft uiteindelijk een slot van 19:01 uur UTC opgelegd gekregen, en is om 20:45 uur UTC (met een aankomstvertraging van 4 uur en 40 minuten) in Amsterdam geland.
5.4.
De passagiers hebben bij repliek niet weersproken dat aan de voorgaande vluchten gewijzigde slottijden zijn opgelegd. Zij stellen dat de “
Air Traffic Management Restrictions” (gewijzigde slottijden) in het onderhavige geval dienen te worden beschouwd als aanwijzingen van de luchtverkeersleiding, welke gebruikelijk zijn in de luchtvaartsector en niet zelden tot vertragingen leiden. De passagiers stellen voorts dat gebrek aan capaciteit op de route, ofwel congestie, geen buitengewone omstandigheden kan opleveren. De voornoemde omstandigheden zijn volgens de passagiers dan ook inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een restrictie heeft opgelegd is niet relevant. Instructies van de luchtverkeersleiding kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert voorts aan het inzetten van een reservevliegtuig te hebben onderzocht. Dit was echter niet mogelijk omdat alle 11 reservetoestellen reeds in gebruik waren. Dit is niet door de passagiers betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter