ECLI:NL:RBNHO:2022:2946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8851476
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij easyJet wegens de annulering van hun vlucht van EuroAirport Basel-Mulhouse-Freiburg naar Amsterdam Schiphol op 1 juli 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De luchtvaartmaatschappij heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden en vliegcapaciteitsrestricties die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder niet in staat was om de vlucht tijdig uit te voeren zonder de nachtsluiting van de luchthaven te schenden. De rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagiers af. Tevens werden de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8851476 \ CV EXPL 20-9145
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
3. [passagier sub 3] ,wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, easyJet
gevestigd te Londen Luton Airport, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol.
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren EuroAirport Basel-Mulhouse-Freiburg (Zwitserland) naar Amsterdam Schiphol Airport op 1 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De annulering van de onderhavige vlucht (EZY1046) is het gevolg van de vertraging van de voorafgaande vluchten EZY7953, EZY7954 en EZY1045. Deze vluchten kregen te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde gewijzigde slottijden, vliegcapaciteitsrestricties en vliegrouterestricties. De vervoerder moest gevolg geven aan deze instructies en was genoodzaakt de voornoemde vluchten met vertraging uit te voeren. De vertraging van de voorgaande vluchten werkt automatisch door naar de vlucht in kwestie EZY71046. Door deze opgelopen vertraging zou de onderhavige vlucht de nachtsluiting van de luchthaven Schiphol overtreden. De vervoerder had derhalve geen andere optie dan de vlucht in kwestie te annuleren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en betoogt daartoe dat het toestel waarmee de vlucht zou worden uitgevoerd gepland stond om voorafgaand aan de vlucht, nog de vluchten EZY7953, EZY7954 en EZY1045 uit te voeren. De vervoerder voert aan dat vlucht EZY7953 (Amsterdam naar Palma de Mallorca) een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen. De opvolgende vlucht, EZY7954 van Palma de Mallorca naar Amsterdam, werd geconfronteerd met een beperking van de vliegcapaciteit en door de luchtverkeersleiding opgelegde vliegrouterestricties. Deze vertraging werkt door naar vlucht EZY1045, welke op haar beurt weer doorwerkt naar de vlucht in kwestie, vlucht EZY1046.
5.4.
De vlucht in kwestie, EZY1046, was wegens de vertraging op de voorafgaande vluchten niet in staat om tijdig te vertrekken. De vervoerder voert aan dat het niet mogelijk was om de vlucht op 1 juli 2019 (vertraagd) uit te voeren zonder de nachtsluiting van Amsterdam te schenden. De vervoerder had derhalve geen andere optie dan de vlucht in kwestie te annuleren.
5.5.
De passagiers stellen dat de “Air Traffic Management Restrictions” in het onderhavige geval dienen te worden beschouwd als aanwijzingen van de luchtverkeersleiding, welke gebruikelijk zijn in de luchtvaartsector en niet zelden tot vertragingen leiden. De passagiers stellen voorts dat gebrek aan capaciteit op de route, ofwel congestie, geen buitengewone omstandigheden kan opleveren. De voornoemde omstandigheden zijn volgens de passagiers dan ook inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een restrictie heeft opgelegd is niet relevant. Instructies van de luchtverkeersleiding kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vervoerder voert aan dat het niet mogelijk was om de vlucht op 1 juli 2019 (vertraagd) uit te voeren zonder de nachtsluiting van Amsterdam Schiphol Airport te schenden. Dit is door de passagiers niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is derhalve als ongemotiveerd weersproken vast komen te staan dat de vervoerder geen andere optie had dan de vlucht te annuleren.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan alle passagiers te hebben omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht van de vervoerder naar de eindbestemming. De vervoerder voert voorts aan het inzetten van een reservevliegtuig te hebben onderzocht. Het inzetten van een reserve toestel of volledig nieuwe crew had er volgens de vervoerder niet voor kunnen zorgen dat de passagiers tijdig op hun eindbestemming waren aangekomen. Dit is niet door de passagiers betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter