ECLI:NL:RBNHO:2022:2945

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8856276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de luchtvaartmaatschappij easyJet, compensatie geëist voor een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Genève op 12 juli 2019. De passagiers stelden dat de vertraging meer dan drie uur bedroeg en dat zij recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, easyJet, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd aan voorafgaande vluchten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming waren aangekomen, wat in beginsel recht gaf op compensatie. Echter, de kantonrechter oordeelde dat easyJet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te minimaliseren. Daarom werd de vordering van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8856276 \ CV EXPL 20-9300
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, easyJet
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol.
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Geneve -Cointrin Airport (Zwitserland) op 12 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De nachtelijke vertraging van de onderhavige vlucht (EZY1360) is het gevolg van de vertraging van de voorafgaande vluchten EZY1535, EZY1536 en EZY359. Deze vluchten kregen te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde gewijzigde slottijden. De vervoerder moest gevolg geven aan deze instructies en was genoodzaakt de voornoemde vluchten met vertraging uit te voeren. De vertraging van de voorgaande vluchten werkt automatisch door naar de vlucht in kwestie EZY71360. Door deze opgelopen vertraging zou de onderhavige vlucht de nachtsluiting van de luchthaven van Genève overtreden. De vervoerder had derhalve geen andere optie dan de vlucht in kwestie nachtelijk te vertragen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en betoogt daartoe dat het toestel waarmee de vlucht zou worden uitgevoerd gepland stond om voorafgaand aan de vlucht, nog de vluchten EZY1535, EZY1536 en EZY1359 uit te voeren. De vervoerder voert aan dat vlucht EZY1535 meermaals een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen. Dit heeft er toe geleid dat de vlucht niet eerder dan 14:30 uur UTC mocht vertrekken. Vlucht EZY1535 is uiteindelijk om 15:47 uur UTC met een aankomstvertraging van 57 minuten in Brussel geland. Vlucht EZY1536 zou om 15:20 uur UTC vertrekken vanuit Brussel en om 16:35 uur UTC landen in Geneve. Ook deze vlucht was onderhevig aan gewijzigde ATC slottijden. Uiteindelijk werd aan vlucht EZY1536 een slot van 16:47 uur UTC opgelegd. De vlucht is om 17:48 uur UTC in Geneve geland. Vlucht EZY1359 zou om 17:15 uur UTC vertrekken vanaf Geneve en zou om 18:50 uur UTC in Amsterdam aankomen. De slottijd van vlucht EZY1359 is meermaals gewijzigd, tot de vlucht een uiteindelijke slottijd van 19:23 uur UTC opgelegd heeft gekregen. Vlucht EZY1359 is om 20:50 uur UTC, met een aankomstvertraging van 2 uur, in Amsterdam geland.
5.4.
De vlucht in kwestie, EZY1360, stond gepland om om 19:20 uur UTC vanuit Amsterdam te vertrekken. Vanwege de vertraging op de voorafgaande vluchten kon de vlucht niet op tijd vertrekken. De vervoerder voert aan dat het niet mogelijk was om de vlucht op 12 juli 2019 (vertraagd) uit te voeren zonder de nachtsluiting van Geneve (welke om 21:59 uur UTC ingaat) te schenden. De vervoerder had derhalve geen andere optie dan de vlucht in kwestie nachtelijk te vertragen.
5.5.
De passagiers hebben bij repliek niet weersproken dat aan de voorgaande vluchten gewijzigde slottijden zijn opgelegd. Zij hebben evenmin betwist dat door de luchtverkeersleiding opgelegde instructies zijn te kwalificeren als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast komen te staan dat sprake is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan dat het inzetten van een ander toestel uitvoerig is onderzocht, maar niet mogelijk bleek te zijn. Toestellen die de vervoerder beschikbaar had konden niet worden ingezet omdat zij met dezelfde buitengewone omstandigheden zouden zijn geconfronteerd. Dit is niet door de passagiers betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter