ECLI:NL:RBNHO:2022:2942

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/15/325322 / KG ZA 22-65
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende afleggen van rekening en verantwoording door kerkelijke rechtspersoon en stichting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben de RK Parochie H. Jacobus de Meerdere en de Stichting Contemplatief Spiritueel Centrum Haarlemmerliede (hierna gezamenlijk aangeduid als 'de Parochie c.s.') een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 22 februari 2022, gevolgd door aanvullende producties en een mondelinge behandeling op 29 maart 2022. De gedaagde was niet aanwezig, ondanks dat hij eerder om uitstel had verzocht wegens ziekte. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen de gedaagde.

De Parochie c.s. vorderden opnieuw veroordeling van de gedaagde tot het afleggen van rekening en verantwoording, zoals eerder bepaald in een vonnis van 7 oktober 2021. Ditmaal werd een hogere dwangsom geëist, omdat de gedaagde niet had voldaan aan de eerdere veroordelingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen verweer heeft gevoerd en dat er ernstige twijfels zijn over zijn bereidheid om aan de veroordelingen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Parochie c.s. toegewezen, met aanpassing van de termijn en de hoogte van de dwangsommen.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet voldoen aan de veroordelingen, waaronder het verbeuren van dwangsommen en mogelijke aansprakelijkheid voor schade. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de Parochie c.s. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2022 door mr. A.H. Schotman en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/325322 / KG ZA 22-65
Vonnis in kort geding van 5 april 2022
in de zaak van
1. de kerkelijke rechtspersoon
RK PAROCHIE H. JACOBUS DE MEERDERE,
gevestigd te Haarlemmerliede,
2. de stichting
STICHTING CONTEMPLATIEF SPIRITUEEL CENTRUM HAARLEMMERLIEDE,
gevestigd te Haarlemmerliede,
eiseressen,
advocaat mr. M. Bakhuis te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna genoemd worden eiseressen ‘de Parochie’ respectievelijk ‘de Stichting’, dan wel gezamenlijk ‘de Parochie c.s.’ en gedaagde ‘[gedaagde]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2022 met 10 producties van de Parochie c.s.;
  • de door de Parochie c.s. op 15 maart 2022 in het geding gebrachte aanvullende producties 11 en 12;
  • de mondelinge behandeling van 29 maart 2022, waarbij [gedaagde] niet is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij kortgedingvonnis van 7 oktober 2021 (zaaknummer C/15/318599 / KG ZA 21-205) is [gedaagde] door de voorzieningenrechter onder meer veroordeeld om binnen 14 dagen na de datum van het vonnis:
aan de Parochie:
  • rekening en verantwoording af te leggen en inzage te geven in de kas, de boeken en bewijsstukken omtrent de door hem voor de Parochie ontvangen bedragen en gedane uitgaven over het kalenderjaar 2019 en 2020 en de periode 1 januari tot en met 9 maart 2021;
  • de bijgewerkte en geordende administratie inclusief alle onderliggende bescheiden van de Parochie betreffende de periode 2007 tot en met 9 maart 2021 en eventuele nadien ontvangen stukken af te geven aan zijn opvolger in het bestuur op het aan hem in productie 12 bij de dagvaarding opgegeven adres;
  • een reactie te geven op de afkeuring door het bisdom van de rekening en verantwoording 2018 als weergegeven in de brief van 20 april 2020 (productie 1 bij de dagvaarding);
  • een bedrag van € 15.909,00 (vijftienduizend negenhonderdnegen euro) te betalen of zoveel minder als zal blijken uit een door [gedaagde] binnen die termijn af te leggen deugdelijke rekening en verantwoording van deze post, zoals gespecificeerd in productie 8 bij de dagvaarding, dit te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der voldoening;
aan de Stichting:
- de jaarrekeningen van de Stichting inclusief rekening en verantwoording te doen toekomen en inzage te geven in de kas, de boeken en bewijsstukken aan het bestuur van de Stichting betreffende de jaren 2017 tot en met 2020;
alles op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] na ommekomst van genoemde termijn en na betekening van het vonnis met een of meer van de hiervoor genoemde verplichtingen in gebreke blijft, tot een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 25.000,00.
2.2.
In onderhavig kort geding vorderen de Parochie c.s. nogmaals veroordeling van [gedaagde] tot hetgeen waartoe hij reeds bij vonnis van 7 oktober 2021 is veroordeeld, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van € 15.909,00, ditmaal op straffe van een hogere dwangsom (€ 1.500,00 per dag, tot een maximum van € 150.000,00). Daaraan leggen de Parochie c.s. ten grondslag dat [gedaagde] – ondanks dat het vonnis van 7 oktober 2021 aan [gedaagde] is betekend, het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en bedragen zijn geïncasseerd uit hoofde van de beslaglegging – geen gehoor geeft aan de veroordelingen. Het maximumbedrag aan dwangsommen is op 3 februari 2022 bereikt. Op dit moment bestaat daarom geen incentive meer voor [gedaagde] om aan het vonnis te voldoen, aldus de Parochie c.s. De Parochie c.s. hopen dat veroordeling op straffe van een hogere dwangsom wel voldoende prikkel geeft voor [gedaagde] om aan de veroordelingen te voldoen.
2.3.
[gedaagde] is niet verschenen op de mondelinge behandeling van 29 maart 2022. Dit terwijl hij zelf op 16 maart 2022 om verplaatsing van de mondelinge behandeling (die eerst op 17 maart 2022 gepland stond) heeft verzocht vanwege ziekte (Covid).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de nieuwe oproeping voor de mondelinge behandeling van 29 maart 2022 door de griffie van de rechtbank op 17 maart 2022 zowel per brief als per e-mail aan [gedaagde] is verstuurd. Daartoe is het e-mailadres ([mailadres]) gebruikt waarmee [gedaagde] zelf op 16 maart 2022 het uitstelverzoek indiende. Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat [gedaagde] op de hoogte was van de nieuwe zittingsdatum. Daarom wordt verstek verleend tegen [gedaagde].
2.4.
De voorzieningenrechter heeft – mede naar aanleiding van de door de Parochie c.s. hieromtrent ingenomen standpunten – sterk de indruk dat [gedaagde] ernstig struisvogelgedrag vertoont. Het is voor zowel De Parochie c.s. als de voorzieningenrechter onduidelijk wat hiervan de achterliggende reden is. Maar wat daar ook van zij, feit is dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de thans door de Parochie ingestelde vorderingen, met hogere dwangsom. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn op vier weken (in plaats van de gevorderde vijf dagen) wordt gesteld en dat de dwangsom wordt gematigd tot de helft..
2.5.
De voorzieningenrechter drukt [gedaagde] op het hart dat hij goed moet begrijpen dat als hij (zonder begrijpelijke toelichting) niet aan de veroordelingen van dit vonnis voldoet, dit tot ernstige gevolgen kan leiden. Naast dat [gedaagde] hierdoor dwangsommen verbeurt, loopt hij het risico dat hij aansprakelijk wordt gehouden voor de schade van circa € 60.000,00 die de Parochie c.s. bij voortduring van [gedaagde] opstelling stellen te lijden. [gedaagde] doet er dan ook verstandig aan zo spoedg mogelijk om afspraken te maken met de Parochie c.s. over de wijze waarop hij aan de veroordelingen denkt te doen..
2.6.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Anders dan de Parochie c.s. (primair) hebben betoogd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de proceskosten toe te wijzen op basis van de werkelijk gemaakte proceskosten. [gedaagde] handelt weliswaar niet voortvarend en komt gedane toezeggingen niet na, maar gelet op alle onduidelijkheden rondom deze kwestie kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog niet worden geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht of onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagde]. De kosten aan de zijde van de Parochie c.s. worden daarom begroot op:
- dagvaardingskosten € 127,43
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.459,43
2.7.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde];
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk vier weken na de datum van dit vonnis:
aan de Parochie:
  • rekening en verantwoording af te leggen en inzage te geven in de kas, de boeken en bewijsstukken omtrent de door hem voor de Parochie ontvangen bedragen en gedane uitgaven over het kalenderjaar 2019 en 2020 en de periode 1 januari tot en met 9 maart 2021;
  • de bijgewerkte en geordende administratie inclusief alle onderliggende bescheiden van de Parochie betreffende de periode 2007 tot en met 9 maart 2021 en eventuele nadien ontvangen stukken af te geven aan zijn opvolger in het bestuur op het aan hem in productie 12 bij de dagvaarding van het eerdere kort geding opgegeven adres;
  • een reactie te geven op de afkeuring door het bisdom van de rekening en verantwoording 2018 als weergegeven in de brief van 20 april 2020 (productie 1 bij de dagvaarding van het eerdere kort geding);
aan de Stichting
- de jaarrekeningen van de Stichting inclusief rekening en verantwoording te doen toekomen en inzage te geven in de kas, de boeken en bewijsstukken aan het bestuur van de Stichting betreffende de jaren 2017 tot en met 2020;
alles op straffe van een dwangsom van € 500,00
per dag(tarief voor de eerste 20 dagen) resp. € 1.000
per dag(tarief voor de tweede 20 dagen) resp. € 1.500
per dag(tarief na 40 dagen) voor iedere dag dat [gedaagde] na ommekomst van genoemde termijn en na betekening van het vonnis met een of meer van de hiervoor genoemde verplichtingen in gebreke blijft, tot een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 75.000,00;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de Parochie c.s. van een bedrag van € 1.459,43 aan proceskosten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen vier weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 5 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1419