ECLI:NL:RBNHO:2022:2938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/15/317844 / FA RK 21-3153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderbijdrage en verdeling beperkte gemeenschap

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een man en een vrouw, waarbij diverse nevenvoorzieningen zijn getroffen. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en bepaalde dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw zal zijn. De man had verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen en om vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar een andere plaats. De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor de vrouw om te verhuizen, gezien de impact op de kinderen en de huidige zorgregeling. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing af, maar bepaalde dat de man € 225,- per maand per kind moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. De rechtbank stelde ook een zorgregeling vast, waarbij de kinderen in even weken bij de man en in oneven weken bij de vrouw verblijven. De rechtbank behandelde ook de verdeling van de beperkte gemeenschap, waarbij de echtelijke woning binnen vier maanden moet worden verkocht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/317844 / FA RK 21-3153, C/15/323790 / FA RK 21-6361, C/15/323883 / FA RK 22/24 en C/15/324328 / FA RK 22/237.
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 5 april 2022 betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen, hoofverblijfplaats, verhuizing en aanvullend verzoek voorlopige voorzieningen.
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T.J.E. op de Weegh, gevestigd te Heiloo,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E.M. Diesfeldt, gevestigd te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met betrekking tot de echtscheiding en de nevenvoorzieningen (geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/15/317844 / FA RK 21-3153 en C/15/323790 / FA RK 21-6361) blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen, ingekomen op 25 juni 2021;
- het verweerschrift houdende zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen op 18 augustus 2021;
- het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken tevens houdende gewijzigd verzoek, van de man, met bijlagen, ingekomen op 12 oktober 2021;
- het verweerschrift op het gewijzigde verzoek van de vrouw, ingekomen op 9 december 2021;
- het bericht van de advocaat van de vrouw, met bijlage, ingekomen op 21 januari 2022;
- het bericht van de advocaat van de man, houdende een wijziging van zijn verzoeken, ingekomen op 25 februari 2022;
- het bericht van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2022;
- het bericht van de advocaat van de man, inhoudende een wijzing van het verzoek met betrekking tot de zomervakantie, ingekomen op 7 maart 2022.
1.2.
Het verloop van de procedure met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming voor verhuizing (geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/15/323883 / FA RK 22-24) blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 4 januari 2022;
- het bericht, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 21 januari 2022;
- het verweerschrift van de man, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2022.
1.3.
Het verloop van de procedure met betrekking tot voorlopige voorzieningen (geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/15/324328 / FA RK 22/237) blijkt uit:
- het verzoekschrift houdende een aanvullend verzoek, met bijlage, van de man, ingekomen op 18 januari 2022.
1.4.
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 1] is gelet op zijn leeftijd in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. [de minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt en is op
7 maart 2022 door de voorzitter gehoord. [de minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek een briefje van zijn zusje [de minderjarige 2] aan de voorzitter overhandigd.
1.5.
De mondelinge behandeling in bovengenoemde zaken heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 8 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Op de Weegh, en de vrouw, bijgestaan door mr. Diesfeldt. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.2.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] . Partijen hebben voorafgaand aan het huwelijk op [datum] huwelijksvoorwaarden laten opmaken.
2.3.
Uit de huwelijksvoorwaarden blijkt – voor zover hier relevant – het volgende:
Artikel 1:
1.
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd, behoudens een gemeenschap van:
de woning die op enig moment gedurende het huwelijk de echtelijke woning van de echtgenoten vormt;
het spaardeel van de overeenkomsten van levensverzekering, aangegaan ter financiering van de echtelijke woning, onverminderd het in artikel 8 bepaalde;
de schulden die zijn aangegaan ter verwerving, verbetering of het onderhoud van de echtelijke woning.
2.
De kosten voor onderhoud van tot de beperkte gemeenschap behorende registergoederen, alsmede de op deze registergoederen drukkende zakelijke lasten, worden geacht te behoren tot de kosten van de huishouding en zullen door de echtgenoten worden gedragen en betaald zoals hierna in artikel 7 bepaald.”
2.4.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en
- [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.5.
Bij beschikking van 31 mei 2021 zijn vooruitlopend op de echtscheiding voorlopige voorzieningen getroffen.
Bij voornoemde beschikking:
  • is bepaald dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] worden toevertrouwd aan de vrouw;
  • is bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
De minderjarigen verblijven bij de man:
in een tweeweeks schema:
in de eerste week:
 op donderdag uit school tot na de voetbaltraining, en als er geen voetbal is tot 19.00 uur;
 op zondag vanaf de voetbaltraining dan wel 11.00 uur tot 17.00 uur;
in de tweede week:
 van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur;
op het offerfeest op een nog nader vast te stellen datum in juni 2021 van 10.00 uur tot 14.00 uur;
in de zomervakantie van 9 augustus tot en met 15 augustus;
is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen, met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen bepaald op € 378,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
is de door de man te betalen bijdrage aan de vrouw in haar levensonderhoud bepaald op € 521,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.6.
Uit het proces-verbaal van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 september 2021 blijkt dat partijen ter beëindiging van hun geschil in kort geding het volgende zijn overeengekomen:
De vrouw krijgt als voorschot op de boedelverdeling een bedrag van € 5.000,-. De man zal dit bedrag uiterlijk 10 september 2021 aan de vrouw overmaken.
De [merk auto] is zakelijk voor man. Deze auto blijft in het kader van de echtscheiding buiten de verdeling. De man zal de aan deze auto verbonden kosten voor eigen rekening nemen.
De vrouw zal zelf een auto aanschaffen. Deze auto blijft ook verder buiten de verdeling. De vrouw zal de aan deze auto verbonden kosten voor eigen rekening nemen.”

3.De beoordeling

3.1.
Voorlopige voorzieningen
Ter zitting heeft de man zijn verzoek tot het treffen van een aanvullende voorlopige voorziening ingetrokken, zodat de rechtbank niet hoeft te beslissen op dit verzoek.
3.2.
Scheiding
3.2.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
3.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
3.2.4.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
3.2.5.
Door de man is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. De man heeft gesteld dat hij aan de vrouw heeft voorgesteld om samen met behulp van een mediator of advocaten een ouderschapsplan op te stellen. Volgens de man wilde de vrouw geen contact met hem. De man is daarom niet in staat om een ouderschapsplan over te leggen. Nu de man voldoende heeft gemotiveerd dat het voor hem op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de man ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding.
3.2.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.3.
Hoofdverblijfplaats en verhuizing
3.3.1.
De vrouw heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
I. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn;
II. de vrouw vervangende toestemming te verlenen om (naar de rechtbank begrijpt: met de minderjarigen) te verhuizen naar [plaats] .
3.3.2.
De man heeft verzocht om het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de verhuizing naar [plaats] af te wijzen. Voor zover zij wel alleen verhuist naar [plaats] verzoekt de man te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem zal zijn met vaststelling van een door de rechtbank te bepalen omgangsregeling (de rechtbank begrijpt: zorgregeling) tussen de vrouw en de minderjarigen.
De man verzoekt voorwaardelijk, voor zover het verzoek van de vrouw tot verhuizing met de minderjarigen naar [plaats] wordt toegewezen, de rechtbank deze toestemming alleen onder strike voorwaarden te verlenen, namelijk met vaststelling van een omgangsregeling (de rechtbank begrijpt: zorgregeling) gelijk als in het kader van de echtscheidingsprocedure is verzocht. De vrouw dient daarbij een haal- en brengplicht opgelegd te krijgen dan wel de reiskosten te dragen.
Indien de rechtbank toestemming geeft voor verhuizing met de minderjarigen verzoekt de man de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren aangezien een hoger beroep daardoor in negatieve zin kan worden aangetast wanneer de verhuizing feitelijk heeft plaatsgevonden. De man wenst het geschil in dat geval in zijn volle omvang aan het hof te kunnen voorleggen.
3.4.
De vrouw heeft – samengevat – het volgende gesteld. De vrouw heeft het gevoel dat zij bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen niet kan rekenen op de man. De man houdt zich vaak niet aan gemaakte afspraken. Zo hebben de minderjarigen niet de helft van de vakanties, maar gedurende de vakanties slechts een paar dagen extra bij de man verbleven. Ook heeft de man de minderjarigen, ondanks zijn toezegging aan de rechter, niet opgevangen tijdens en na de bevalling van [de minderjarige 4] . De vrouw heeft de minderjarigen toen met moeite kunnen onderbrengen bij haar familie in [plaats] . De man ving de minderjarigen ook niet op toen [de minderjarige 4] daarna tweemaal is opgenomen in het ziekenhuis. De man heeft aangegeven wraak te willen nemen op de vrouw. Volgens de vrouw doet hij dat door haar te treiteren. Daarnaast wimpelt de man afspraken af onder het mom van zijn werk. Volgens de vrouw kan de man als zelfstandig ondernemer juist zijn eigen tijd indelen. De man laat de minderjarigen vaak opvangen door zijn zussen. De moeder heeft hier grote bezwaren tegen. De zussen praten slecht over de vrouw. Er heeft ook een incident plaatsgevonden, waarbij één van de zussen op de vrouw en haar dochter is afgekomen en zij een bord naar hen dreigde te gooien. De vrouw wil graag verhuizen naar [plaats] . De vrouw is geboren en getogen in [plaats] en haar familie woont daar. De fysieke gezondheid van de vrouw is niet goed. De vrouw heeft MS en daarom kan zij de hulp voor zichzelf en de minderjarigen van haar netwerk in [plaats] goed gebruiken. De vrouw is alleen vanwege de man naar [plaats] gekomen. De vrouw heeft geen netwerk in [plaats] . De vrouw mocht van de man geen vriendenkring opbouwen. De vrouw legt een verklaring van haar psychologe over waarin wordt bevestigd dat de vrouw eenzaam is en wegkwijnt in [plaats] .
3.4.1.
De vrouw realiseert zich dat de man recht heeft op een zorgregeling. Wat de vrouw betreft kunnen de minderjarigen van vrijdag tot zondag bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen op vrijdag ophaalt en de vrouw hen op zondag ophaalt. De man zou de minderjarigen ook op een doordeweekse dag bij zich kunnen hebben. De vrouw staat al vijf jaar ingeschreven voor een woning in [plaats] . De minderjarigen kennen [plaats] goed en hebben daar vriendjes en familie. De kinderen kunnen worden ingeschreven op een school in [plaats] waar de moeder al contact mee heeft opgenomen. De huidige school zorgt voor veel spanningen, omdat de kinderen van één van de zussen van de man daar ook op school zitten en de kinderen en de vrouw daardoor regelmatig met haar worden geconfronteerd.
3.4.2.
De man heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Het is volgens de man slechts de wens van de vrouw om naar [plaats] te verhuizen en geen noodzaak. De man is van mening dat zijn recht en dat van de minderjarigen om niet alleen in het weekend maar ook doordeweeks omgang te hebben zwaarder weegt. De man komt zijn afspraken wel na. De man heeft een eigen schoonmaakbedrijf en het is een enkele keer voorgekomen dat de man vanwege onvoorziene omstandigheden voor een korte tijd niet bij de minderjarigen kon zijn. De man heeft de vrouw toen voorgesteld om de minderjarigen naar zijn zussen te brengen, maar de vrouw wil hier niets van weten. Ten aanzien van de door de vrouw gemaakte verwijten rondom de bevalling van [de minderjarige 4] merkt de man op dat de vrouw hem niet op de hoogte heeft gesteld van haar bevalling. Vervolgens heeft de man de vrouw herhaaldelijk gevraagd of hij [de minderjarige 4] mocht zien. De man heeft [de minderjarige 4] voor het eerst op
9 september 2021 gezien. De man heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de vrouw om de minderjarigen op te vangen toen [de minderjarige 4] is opgenomen in het ziekenhuis, omdat hij boos was op de vrouw omdat hij [de minderjarige 4] nog niet mocht zien. De man betwist echter de vrouw bewust dwars te zitten en betwist ook dat hij zich schuldig zou maken aan treitergedrag. De man heeft gemerkt dat de vrouw erg boos op hem en op zijn familie is. De man begrijpt dat de zorg voor vier minderjarigen, waarvan de jongste nog een baby, erg zwaar is. De man probeert er voor de vrouw en de minderjarigen te zijn. De ouders hebben zich aangemeld bij het Centrum voor Jeugd en Gezin en zullen waarschijnlijk gaan deelnemen aan een traject Ouderschap Blijft. Volgens de man heeft de vrouw moeite met de afronding van de echtscheiding. De man ervaart ook stress van de scheiding. De juridische strijd tussen de ouders belemmert het verwerkingsproces van de ouders. Volgens de man is een verhuizing naar [plaats] geen oplossing voor de onderliggende problematiek. Als de vrouw in [plaats] woont, zullen de ouders ook met elkaar moeten overleggen. De afstand zal dan alleen maar belemmerend werken. Bovendien zal het continueren van de ingezette hulpverlening ook niet praktisch haalbaar zijn.
3.4.3.
Het contact tussen de man en de minderjarigen zou bij een verhuizing naar [plaats] ook drastisch veranderen. De man ziet de minderjarigen nu iedere week, ook doordeweeks. [de minderjarige 1] zit op voetbal en speelt in de selectie. De man geniet ervan om [de minderjarige 1] hierin te begeleiden. Daarnaast onderhoudt de man nauw contact met de school van de minderjarigen. Ook begeleidt de man de minderjarigen bij het maken van huiswerk en brengt hij [de minderjarige 2] regelmatig naar zwemles. Deze momenten zouden niet langer mogelijk zijn als de minderjarigen in [plaats] zouden wonen. De minderjarigen zijn drie jaar geleden van school gewisseld. Nog een wisseling is volgens de man niet in hun belang. Daarnaast is het onduidelijk waar de vrouw in [plaats] zal gaan wonen. In [plaats] staan partijen al meer dan 11 jaar in het woningzoekendenregister ingeschreven. De gezamenlijke inschrijving van de ouders is gesplitst en met dit aantal jaren komt de vrouw spoedig in aanmerking voor een eengezinswoning.
3.4.4.
De Raad heeft ter zitting - samengevat - het volgende mondelinge advies gegeven. De vrouw heeft de zorg voor vier minderjarigen en het is daarom logisch dat zij daar ondersteuning bij nodig heeft. De man zegt dat hij die ondersteuning graag wil geven, maar hij wordt beperkt door de werkzaamheden binnen zijn bedrijf. Een verhuizing heeft een enorme impact. De minderjarigen zouden van school moeten veranderen, van clubjes en het contact met hun vader zou alleen in het weekend kunnen plaatsvinden. De minderjarigen kunnen de gevolgen van de verhuizing niet overzien. De zorgregeling zou in vergelijking met de huidige zorgregeling, die bij voorlopige voorzieningen is vastgesteld, niet erg worden beperkt in tijd. De vrouw zou in [plaats] ondersteund kunnen worden door haar familie. Anderzijds hebben de man en de minderjarigen ook belang bij de doordeweekse contactmomenten. Het is voor de minderjarigen heel belangrijk dat de verstandhouding tussen de ouders zal verbeteren. De Raad vindt het positief dat de ouders zullen deelnemen aan het traject Ouderschap Blijft. De Raad raadt de ouders aan om daarnaast te werken aan hun communicatie en samenwerking.
3.4.5.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
3.4.6.
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Een dergelijk geschil kan een verhuizing betreffen. De rechtbank neemt in dat geval een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
Volgens vaste jurisprudentie dient de rechtbank bij de beoordeling van een verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voor de vrouw geen noodzaak om te verhuizen naar [plaats] . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De vrouw zal de echtelijke woning moeten verlaten en een andere woning moeten zoeken. De vrouw heeft gesteld dat zij verwacht in [plaats] spoedig een woning toegewezen te krijgen, maar die stelling heeft zij niet onderbouwd. De man heeft echter onweersproken – en met voorbeelden onderbouwd – aangevoerd dat de vrouw in [plaats] en omgeving relatief snel in aanmerking kan komen voor een woning via het woningzoekendenregister waar partijen reeds 11 jaar staan ingeschreven. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of en zo ja, op welke wijze de vrouw een eventuele verhuizing naar [plaats] heeft voorbereid. Verder is niet gebleken dat de vrouw fysiek dient te worden ondersteund bij het verzorgen en opvoeden van de kinderen omdat zij MS heeft. De vrouw heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat haar ziekte haar niet belemmert in de verzorging van de minderjarigen. Het is de rechtbank echter wel duidelijk geworden dat de vrouw best ondersteuning zou kunnen gebruiken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De vrouw is, gelet op de huidige zorgverdeling, duidelijk de hoofdopvoeder en draagt het merendeel van de zorg voor de minderjarigen. In die zin heeft de vrouw een belang bij een verhuizing naar [plaats] , waar zij een netwerk heeft dat haar kan ondersteunen.
3.4.8.
Uit de stukken en de bespreking ter zitting is gebleken dat de man graag een grotere rol zou willen spelen in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen dan hij nu doet. De man heeft ter zitting toegezegd dat hij bereid is om zijn werktijden aan te passen, zodat hij de minderjarigen vaker kan opvangen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de man de kans te krijgen om meer invulling te geven aan zijn vaderrol. Door een verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar [plaats] zou dit niet mogelijk zijn. Daarbij is de communicatie tussen de ouders nu niet goed. De rechtbank acht het positief dat de ouders zich tot de hulpverlening hebben gewend en acht het in het belang van de minderjarigen dat zij zullen werken aan de verbetering van hun communicatie. Dit hulpverleningstraject zou worden bemoeilijkt door een verhuizing naar [plaats] . Bovendien bestaat het risico dat overleg onder deze omstandigheden door de geografische afstand ook lastiger zal worden en de man steeds meer uit het leven van de minderjarigen verdwijnt.
3.4.9.
De rechtbank heeft ook nog in aanmerking genomen dat de impact van een verhuizing groot zou zijn op de minderjarigen. [de minderjarige 1] heeft weliswaar aan de voorzitter laten weten dat hij graag wil verhuizen, maar de rechtbank verwacht, mede gelet op het advies van de Raad, niet dat [de minderjarige 1] de gevolgen van een verhuizing kan overzien. Bovendien zijn de minderjarigen geworteld in [plaats] . Het contact met hun vader zou worden beperkt en de vader zou ook niet meer betrokken kunnen zijn bij school en sport. Daarbij zou [de minderjarige 1] vermoedelijk niet meer in de selectie kunnen voetballen, omdat hij vanwege de omgang met zijn vader niet wekelijks zou kunnen deelnemen aan de wedstrijden.
3.4.10.
Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank, na alle belangen te hebben afgewogen, het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming
voor verhuizing met de minderjarigen naar [plaats] afwijzen.
3.4.11.
De man heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw als het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing wordt afgewezen. Nu de rechtbank dit verzoek zal afwijzen en de vrouw de hoofdverzorger van de minderjarigen is, zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw bepalen.
3.5.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.5.1.
Beide partijen hebben verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen.
3.5.2.
De man verzoekt - na wijzigingen van zijn verzoek - om de volgende zorgregeling vast te stellen:
Even week:
- de minderjarigen zijn bij de man op donderdag uit school (of 12.45 uur als er geen school is) tot na de voetbaltraining, en als er geen voetbaltraining is tot 19.00 uur;
Oneven week:
- de minderjarigen zijn vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur bij de man.
[de minderjarige 4] is volgens de volgende opbouwregeling bij de man:
  • gedurende een periode van zes maanden (vanaf de datum van de beschikking) op zondag van 11.00 uur (vrouw brengt) tot 12.45/13.00 uur (man brengt);
  • na verloop van voornoemde periode totdat [de minderjarige 4] twee jaar oud is op zondag van 11.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de vrouw [de minderjarige 4] brengt en de man de vier kinderen naar de vrouw brengt;
  • vanaf het moment dat [de minderjarige 4] drie jaar oud wordt, zal zij volgens dezelfde regeling als de drie oudste kinderen bij de man verblijven, waarbij de vrouw de kinderen (de rechtbank begrijpt) op zondag om 17.00 uur zal ophalen.
De vakanties en feestdagen worden als volgt verdeeld. De minderjarigen verblijven:
  • tijdens de kerstvakantie ieder even jaar de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, welke regeling ieder oneven jaar wordt gewisseld. De minderjarigen vieren oud en nieuw waar zij volgens de vakantieverdeling verblijven;
  • tijdens het Offer- en Suikerfeest van 10.00 uur tot 15.00 uur bij de man;
  • met ingang van het jaar 2022 gedurende iedere zomervakantie in week 2 en 3 bij de vrouw en in week 4 en 5 bij de man.
Voorts heeft de man verzocht te bepalen dat partijen gelijkelijk zorgdragen voor het halen en brengen van de minderjarigen, in die zin dat de man de minderjarigen bij aanvang van de zorgregeling ophaalt en de vrouw de minderjarigen aan het einde van de zorgregeling ophaalt.
3.5.3.
De vrouw refereert zich ten aanzien van de door de man verzochte regeling voor kerst, het Offer- en Suikerfeest en oud en nieuw. Verder heeft de vrouw verzocht om de verzoeken van de man ten aanzien van de oneven week en ten aanzien van de (opbouw)regeling voor [de minderjarige 4] af te wijzen.
3.5.4.
De vrouw heeft een zorgregeling verzocht voor het geval de rechtbank vervangende toestemming verleent voor verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar [plaats] .
Indien de rechtbank geen vervangende toestemming verleent voor verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar [plaats] verzoekt de vrouw - na wijziging van haar verzoek - om de volgende zorgregeling vast te stellen:
Even week:
  • dinsdag, woensdag of donderdag wat de man uitkomt, haalt de man [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] op bij de vrouw om 8.00 uur en brengt hij de minderjarigen naar school of indien de minderjarigen vrij zijn om 10.00 uur bij de vrouw. Vervolgens brengt de man de minderjarigen om 19.00 uur weer naar de vrouw. De minderjarigen eten bij de man;
  • Oneven week:
de man haalt [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] vrijdag om 8.00 uur op bij de vrouw en brengt ze naar school of indien de minderjarigen vrij zijn om 10.00 uur bij de vrouw. De minderjarigen verblijven tot en met zondag (naar de rechtbank begrijpt: tot 19.00 uur) bij de man.
  • [de minderjarige 4] verblijft op zondag:
  • indien zij tussen de zes en twaalf maanden is van 15.00 uur tot 18.00 uur bij de man;
  • indien zij tussen de twaalf en achttien maanden is van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de man;
  • indien zij tussen de achttien en vierentwintig maanden is van 13.00 uur tot 18.00 uur bij de man.
De vakanties en feestdagen worden als volgt verdeeld. De minderjarigen verblijven:
  • in de voorjaarsvakantie als de vakantie één week duurt volgens de reguliere zorgregeling bij de man;
  • in de voorjaarsvakantie als de vakantie twee weken duurt één week bij de man en één week bij de vrouw.
  • in de meivakantie: één week bij de man en één week bij de vrouw. In een oneven jaar week 1 bij de man en het even jaar week 2 bij de vrouw;
  • in de zomervakantie: in een oneven jaar week 1 en 2 bij de man en het even jaar week 3 en 4 bij de man.
3.5.5.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
3.5.6.
De man heeft – samengevat – het volgende gesteld. De man heeft gemerkt dat de zorgregeling die in het kader van de voorlopige voorzieningen is bepaald enigszins onrustig is. De man heeft als hij de minderjarigen op vrijdagmiddag uit school ophaalt vaak nog werkzaamheden te verrichten. Ook de losse zondag biedt weinig rust om iets met elkaar te ondernemen. De minderjarigen worden om 11.00 uur opgehaald en om 17.00 uur weer thuisgebracht. De man is van mening dat een regeling waarbij hij in de ene week een volledig weekend met de minderjarigen kan doorbrengen en in de andere week de donderdag meer rust en regelmaat biedt. De man wenst de omgang ten opzichte van de getroffen voorlopige voorzieningen om te draaien, in die zin dat de minderjarigen in de oneven week in het weekend bij hem verblijven. De man wil graag dat de omgang met [de minderjarige 4] wordt opgebouwd conform de door hem verzochte opbouw.
3.5.7.
De moeder heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. De moeder wil graag één keer per maand naar haar familie in [plaats] . De man zou in dat weekend vrijgesteld zijn van zorgtaken en dat lijkt de vrouw wenselijk, gelet op de problemen van de man in het vinden van een balans tussen werk en kinderen. Volgens de vrouw zorgt de huidige zorgregeling voor onrust. De vrouw vindt het belangrijk dat de kinderen ook daadwerkelijk bij de man zijn als zij volgens de zorgregeling bij hem verblijven. De man laat zijn zussen weleens op de minderjarigen passen. De minderjarigen voelen zich niet veilig bij de zussen van de man en er zijn incidenten geweest. De vrouw verzet zich tegen de regeling die de man in de oneven week verzoekt. De vrouw begrijpt niet waarom de man de zorgregeling die in de voorlopige voorzieningenprocedure is vastgesteld, niet kan nakomen. De man zou een wezenlijk deel van de zorg van de minderjarigen op zich moeten nemen, maar geeft steeds prioriteit aan zijn werk. Volgens de vrouw kan de man juist omdat hij zelfstandig ondernemer is zijn werktijden indelen en werk delegeren. Met betrekking tot [de minderjarige 4] moet volgens de vrouw eerst worden afgewacht hoe het contact tussen de man en [de minderjarige 4] zich ontwikkelt. Het is volgens haar prematuur om nu al een zorgregeling vast te leggen voor de komende drie jaar.
3.5.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw van vervangende toestemming tot verhuizing is overwogen, wordt van de man verwacht dat hij zich meer inspant om de vrouw te ontlasten in haar zorgtaken. De vrouw heeft ter zitting laten weten dat zij het prettig zou vinden als de man de kinderen ook met vaste regelmaat naar school zou brengen. De man heeft ter zitting toegezegd dat hij daartoe bereid is en heeft meegedeeld dat hij ervoor zal zorgen dat hij beschikbaar is en dat hij desnoods een klant minder heeft. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de man [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] een keer per week naar school brengt. Zo kan de man ook betrokken zijn bij de schoolgang van de minderjarigen.
3.5.9.
De rechtbank zal bepalen dat de man de minderjarigen in de even week op donderdag en in de oneven week op vrijdag om 8.00 uur ophaalt bij de woning van de vrouw en dat hij hen vervolgens naar school brengt. Indien de minderjarigen geen school hebben, dient de man de minderjarigen bij de vrouw op te halen om 10.00 uur. Partijen zijn het erover eens dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in de even week op donderdag na school bij de man verblijven tot na de voetbaltraining van [de minderjarige 1] , en als er geen training is tot 19.00 uur. Partijen zijn het er ook over eens dat de minderjarigen in de oneven week tot en met zondag bij de man zullen verblijven. De rechtbank ziet gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige 4] aanleiding om te bepalen dat de door de vrouw verzochte opbouwregeling voor [de minderjarige 4] zal gelden, met dien verstande dat de omgang op zondag een uur eerder zal beginnen en een uur eerder eindigt, zodat de omgang gelijktijdig eindigt met de omgang van de man en [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de ouders in overleg moeten treden over de omgang als [de minderjarige 4] twee jaar oud wordt, omdat er dan geen reden meer is om voor haar een afwijkende zorgregeling te hanteren. De rechtbank zal daarom bepalen dat de zorgregeling die voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] geldt, ook voor [de minderjarige 4] zal gelden zodra [de minderjarige 4] de leeftijd van twee jaar heeft bereikt.
3.5.10.
Tussen partijen is de verdeling van de zomervakantie in geschil. De man heeft aangevoerd dat de eerste drie weken van de zomervakantie cruciaal zijn voor de omzet van zijn schoonmaakbedrijf, omdat hij dan altijd vloeronderhoud verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man er daarom belang bij dat de minderjarigen jaarlijks de laatste drie weken bij hem verblijven, zodat de rechtbank dienovereenkomstig zal beslissen. Verder heeft de man ter zitting meegedeeld dat hij ermee instemt dat de minderjarigen in de meivakantie één week bij hem verblijven. Ten aanzien van de verdeling van de kerstvakantie en oud en nieuw heeft de vrouw zich gerefereerd aan het verzoek van de man, zodat de rechtbank dienovereenkomstig zal beslissen. Hoewel de vrouw zich aanvankelijk ten aanzien van het Offer- en Suikerfeest ook heeft gerefereerd, heeft de vrouw ter zitting verzocht om te bepalen dat de minderjarigen op die feestdagen van 9.00 uur tot 14.00 uur bij de man zijn, zodat de vrouw ’s middags met de minderjarigen naar [plaats] kan gaan. De rechtbank begrijpt dat de vrouw tijdens het Offer- en Suikerfeest graag op bezoek gaat bij haar familie en zal daarom bepalen dat de door haar verzochte tijden zullen gelden. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de reguliere zorgregeling doorloopt tijdens de voorjaars- en de herfstvakantie en dat de verdeling van de vakanties nog niet geldt voor [de minderjarige 4] .
De man zal de minderjarigen steeds ophalen bij de vrouw en aan het einde van de zorgregeling brengt de man de minderjarigen weer terug naar de vrouw.
3.6.
Onderhoudsbijdrage(n)
3.6.1.
De man heeft - na wijziging van zijn verzoek - verzocht een door hemzelf te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 225,00 per maand per kind.
3.6.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3.6.3.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
3.6.4.
De man heeft – samengevat – het volgende gesteld. De financiële situatie van de man is gewijzigd. De man heeft zijn eenmanszaak per 1 januari 2022 omgezet in een B.V. Het DGA-salaris van de man bedraagt € 4.000,- bruto per maand exclusief vakantiegeld. De man is bij de berekening van zijn draagkracht uitgegaan van voornoemd inkomen, 8% vakantiegeld en een bijtelling van € 374,- per maand. De man houdt rekening met de algemene heffingskorting en arbeidskorting. Zijn NBI is € 2.850,- per maand en zijn draagkracht is € 682,- per maand. De man is echter bereid om € 225,- per kind per maand te betalen en verzoekt om dit vast te stellen.
3.6.5.
De vrouw heeft aangevoerd dat de man in staat is om de kinderbijdrage die is vastgelegd in de voorlopige voorzieningenprocedure van € 378,- per kind per maand te blijven betalen. De vrouw merkt hierbij op dat het aandeel van de man na de geboorte van [de minderjarige 4] over vier kinderen dient te worden verdeeld, zodat de door de man te betalen bijdrage na de geboorte van [de minderjarige 4] € 283,50 per kind per maand bedraagt.
3.6.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft betoogd dat de man een hogere kinderbijdrage kan betalen dan de kinderbijdrage die hij heeft verzocht vast te leggen. De vrouw heeft echter geen verzoek daartoe gedaan. Dit had wel op haar weg gelegen. De rechtbank kan niet buiten de rechtsstrijd van partijen treden. Nu de vrouw heeft nagelaten om een verzoek te doen, zal het verzoek van de man worden toegewezen.
3.7.
Verdeling
3.7.1.
De man heeft verzocht om de verdeling van de gemeenschap als volgt te bepalen:
  • de woning, staande en gelegen aan [adres] , wordt binnen twee maanden na inschrijving van de in deze te wijzen beschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand verkocht aan Kennemer Wonen tegen een door Kennemer Wonen vast te stellen onderhandse verkoopwaarde, en de verkoopopbrengst verminderd met de hypothecaire restschuld en de schuld aan [naam] en [naam] wordt tussen partijen bij gelijke helfte verdeeld, nadat eerst de met de verkoop samenhangende kosten op de opbrengst in mindering zijn gebracht;
  • de zich in de echtelijke woning bevindende inboedel wordt toebedeeld aan de vrouw onder de verplichting tot voldoening van een bedrag van € 6.000,- aan de man;
  • primair: de op naam van de kinderen gestelde Rabo Regenboogrekeningen blijven in stand onder de verplichting van de vrouw om het bedrag € 8.435,- binnen drie dagen na afgifte van deze beschikking naar de rekeningen terug te boeken, waarbij de ouders enkel gezamenlijk bevoegd zijn tot het beheer van de rekeningen;
subsidiair: de rekeningen worden opgeheven onder de verplichting van de vrouw aan de man te voldoen een bedrag van € 4.217,50, zijnde de helft van het bij haar in het bezit zijnde spaargeld van de kinderen.
3.7.2.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat:
  • de woning wordt verkocht aan Kennemer Wonen;
  • de inboedel, met uitzondering van de persoonlijke zaken en de goederen die voor de kinderen zijn, aan de man toe te bedelen onder de verplichting van de man om de helft van de huidige waarde aan de vrouw te voldoen, en voorts de auto [merk auto] aan de vrouw toe te bedelen dan wel indien de auto wordt toebedeeld aan de man, de man te verplichten de waarde van de auto aan de vrouw te voldoen.
3.7.3.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
3.7.4.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
3.7.5.
Nu partijen een volgens dit Verdrag geldige keuze hebben uitgebracht voor het Nederlands recht, is dat recht van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
3.7.6.
Beperkte gemeenschap
Vaststaat dat de volgende goederen gemeenschappelijk eigendom van partijen zijn:
a. de echtelijke woning aan [adres] , alsmede de bijbehorende hypothecaire leningen;
b. de inboedel.
De rechtbank zal hierna de diverse posten behandelen. Uitsluitend de activa komen voor verdeling in aanmerking. Daarbij wordt opgemerkt dat, voor zover partijen op onderdelen overeenstemming over de (wijze van) verdeling hebben bereikt, er geen wettelijke grondslag is voor een rechterlijke beslissing over de verdeling.
3.7.7.
Peildatum
Als peildatum voor de waardering van de beperkte gemeenschap zal de datum van feitelijke verdeling gelden.
a.
de echtelijke woning aan [adres] , alsmede de bijbehorende hypothecaire leningen bij ING hypotheken ( [nummer] deel 1 en 2) en [Hypotheek] Hypotheek assurantie advies B.V.
3.7.8.
De man heeft gesteld dat hij de woning van Kennemer Wonen heeft gekocht en dat de woning aan Kennemer Wonen moet worden terug verkocht. Kennemer Wonen zal de woning laten taxeren. Dan zal worden beoordeeld in hoeverre gedane investeringen tot waardevermeerdering hebben geleid. Van een eventueel door partijen gerealiseerde waardevermeerdering komt 75% toe aan partijen. Voorts heeft de man gesteld dat hij van [naam] en [naam] een bedrag van € 35.000,- heeft geleend ter financiering van het onderhoud en de verbetering van de woning.
3.7.9.
De vrouw betwist dat de man een schuld van € 35.000,- heeft. Zij vindt het ook vreemd dat er in een periode van 12 jaar niet zou zijn afgelost op de door de man gestelde schuld. Volgens de vrouw had de man de schuld gelet op zijn financiële positie kunnen aflossen. Bovendien heeft de man in 2019 grote bedragen aan zijn broer en zus uitgeleend. De vrouw stelt zich daarom op het standpunt dat de schuld niet in mindering dient te strekken op de opbrengst van de woning. De vrouw vindt verkoop binnen twee maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking onacceptabel, gelet op de moeilijke woningmarkt en de omstandigheid dat zij vier jonge kinderen heeft.
3.7.10.
Partijen zijn het erover eens dat de woning aan Kennemer Wonen moet worden verkocht. Door de vrouw is niet weersproken dat Kennemer Wonen de woning zal laten taxeren, waarbij ook zal worden beoordeeld in hoeverre door partijen gedane investeringen tot waardevermeerdering hebben geleid, waarvan 75% aan partijen toekomt.
3.7.11.
Na de verkoop van de woning dient na aflossing van de hypothecaire geldleningen de overwaarde en de waarde van de investeringen die aan partijen toekomen tussen partijen bij helfte gedeeld.
3.7.12.
Ten aanzien van de door de man gesteld schuld van € 35.000,- bij [naam] en [naam] overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft de door de man gestelde schuld betwist. Gelet hierop lag het op de weg van de man om zijn stelling dat de schuld bestaat en dat daarop niet is afgelost nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van stukken. Nu de man dit niet heeft gedaan, heeft hij in het licht van de betwisting door de vrouw niet voldaan aan zijn stelplicht. Daarom is er geen grond voor verrekening van de door de man gestelde schuld van € 35.000,-.
3.7.13.
Tussen partijen is de termijn waarbinnen de woning aan Kennemer Wonen dient te worden verkocht in geschil. De man heeft verzocht om de woning binnen een termijn van twee maanden na inschrijving van deze beschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te verkopen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij tenminste een periode van zes maanden nodig heeft om andere woonruimte te vinden. De rechtbank acht een termijn van vier maanden na de datum van deze beschikking redelijk en zal aldus bepalen. Het staat partijen vrij in onderling overleg een andere datum overeen te komen.
b. de inboedel
3.7.14.
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij de inboedel in onderling overleg zullen verdelen. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt op dit punt, zal hier niet over worden beslist.
3.7.15.
De vrouw heeft haar verzoek ten aanzien van de [merk auto] ter zitting ingetrokken, zodat ook daarop niet meer hoeft te worden beslist.
3.7.16.
Ten aanzien van de verzoeken van de man met betrekking tot de Rabo Regenboogrekeningen van de kinderen overweegt de rechtbank als volgt. De saldi van deze rekeningen behoren tot het vermogen van de kinderen en maken dus geen deel uit van de ontbonden beperkte huwelijksgoederengemeenschap. Voor de verzoeken van de man ontbreekt een grondslag in de wet, zodat deze zullen worden afgewezen.

4.De beslissing

In de zaken met zaak- en rekestnummers: C/15/317844 / FA RK 21-3153, C/15/323790 / FA RK 21-6361 en C/15/323883 / FA RK 22/24:
De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [huwelijksdatum] ;
4.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en
- [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de vrouw zal zijn.
4.3.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
In de even weken:
- worden [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] op donderdag om 8.00 uur door de man opgehaald bij de vrouw en naar school gebracht. Indien voornoemde minderjarigen geen school hebben, haalt de man hen om 10.00 uur bij de vrouw op. Vervolgens haalt de man de minderjarigen uit school op en verblijven zij tot na de voetbaltraining van [de minderjarige 1] bij de man, en als er geen voetbal is tot 19.00 uur.
In de oneven weken:
- worden [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] op vrijdag om 8.00 uur door de man opgehaald bij de vrouw en naar school gebracht. Indien voornoemde minderjarigen geen school hebben, haalt de man hen om 10.00 uur bij de vrouw op. Vervolgens haalt de man de minderjarigen uit school op en verblijven zij tot en met zondag 17.00 uur bij de man.
[de minderjarige 4] verblijft op zondag in de oneven weken:
  • indien zij tussen de zes en twaalf maanden is van 14.00 uur tot 17.00 uur bij de man;
  • indien zij tussen de twaalf en achttien maanden is van 13.00 uur tot 17.00 uur bij de man;
  • indien zij tussen de achttien en vierentwintig maanden is van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de man;
  • [de minderjarige 4] wordt steeds door de vrouw gebracht en door de man met de andere minderjarigen naar de vrouw teruggebracht;
  • Voor [de minderjarige 4] gaat de dezelfde zorgregeling als voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] gelden op het moment dat zij de leeftijd van twee jaar heeft bereikt.
4.4.
bepaalt dat de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
  • Voorjaarsvakantie: de reguliere zorgregeling loopt door;
  • Meivakantie: de minderjarigen verblijven in de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw, en in de even jaren andersom;
  • Zomervakantie: de minderjarigen verblijven de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man;
  • Herfstvakantie: de reguliere zorgregeling loopt door;
  • Kerstvakantie: de minderjarigen verblijven in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, en in de oneven jaren andersom.
De minderjarigen vieren oud en nieuw waar zij volgens de vakantieverdeling verblijven;
  • het Offer- en Suikerfeest: de minderjarigen verblijven van 9.00 uur tot 14.00 uur bij de man;
  • de verdeling van de vakanties en feestdagen geldt voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en
[de minderjarige 3] en vanaf het moment dat [de minderjarige 4] twee jaar oud is geworden ook voor [de minderjarige 4] .
4.5.
bepaalt dat de minderjarigen bij de uitvoering van de zorgregeling steeds door de man worden gehaald bij de vrouw en door de vrouw steeds bij de man, met uitzondering van [de minderjarige 4] , die tot zij twee jaar oud is door de vrouw bij de man wordt gebracht;
4.6.
bepaalt dat de man € 225,00 per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.7.
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap als volgt:
de echtelijke woning aan [adres] zal binnen vier maanden na de datum van deze beschikking, dan wel op een latere datum die partijen in onderling overleg overeenkomen, worden verkocht aan Kennemer Wonen tegen de waarde waarop de woning door Kennemer Wonen wordt getaxeerd (met inbegrip van de vergoeding die partijen ontvangen voor de investeringen die zij hebben gedaan in de woning). Na de verkoop van de woning dient de overwaarde die resteert na aflossing van de hypothecaire geldleningen door partijen bij helfte te worden gedeeld;
4.8.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de kinderbijdrage en de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. M.A.J. Berkers, A.R.A.R. Sitaldin, rechters, allen tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A. Lengyel op 5 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.