In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiseres, [eiser], medewerking van gedaagde, [gedaagde], aan de levering van de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn ex-echtgenoten die op 14 augustus 2019 zijn getrouwd en een minderjarig kind hebben. Na de indiening van een echtscheidingsverzoek op 12 mei 2020, hebben zij een echtscheidingsconvenant opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waaronder de toedeling van de woning aan [eiser]. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opschortende voorwaarden voor de toedeling van de woning niet binnen de gestelde termijn zijn vervuld, maar dat [gedaagde] door zijn weigering om een akte van berusting te ondertekenen en het instellen van hoger beroep, de vervulling van deze voorwaarden heeft belet. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de medewerking van [gedaagde] voor de overdracht van de woning. De vordering tot medewerking aan de levering wordt toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van eigenaarslasten en advocaatkosten wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.