Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW(…)De ondergetekende(n)(…)zijn overeengekomen(…)1.2. Het gehuurde zal door of vanwege Huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als* Begane grond: zal worden gebruikt voor dagbesteding en kantoorruimte voor cliënten en personeel.* Bovenverdieping: 5 kamers met daarbij behorende sanitaire voorzieningen zullen gebruikt worden voor woonbegeleiding voor uitsluitend cliënten van huurder.(…)3.1. Deze huurovereenkomst gaat in op 1 augustus 2019 (…) en is ingegaan voor een periode van 12 maanden en loopt tot en met 31 juli 2020.3.2. Na het verstrijken van de in artikel 3.1. genoemde periode wordt deze huurovereenkomst (…) voortgezet voor een aansluitende periode van 12 maanden, derhalve tot en met 31 juli 2021. (…)3.3. Beëindiging van deze huurovereenkomst vindt plaats door opzegging (…) met inachtneming van een termijn van 3 maanden”
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
(i) vaststelt dat op onderhavige huurovereenkomst het huurregime kantoorruimte en andere bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a BW van toepassing is;
(ii) het tijdstip van de ontruiming vaststelt op 1 mei 2022.